429 -
roemrijke leger gedurende de afgeloopen 19de eeuw, en wijst hij er daarbij
op, hoe in die eeuw eigenlijk geen jaar is voorbijgegaan, zonder dat onze
troepen in het een of ander deel onzer uitgestrekte Oost-Indische bezit
tingen een vijand te bestrijden hadden.
Ten gevolge daarvan, en ook door het afmattend, somwijlen moordend
klimaat, sneuvelen en sterven voortdurend zeer vele Oost-Indische offi
cieren in de kracht van hun leven; en zijn het betrekkelijk niet velen die,
na volbrachten diensttijd, en met een niet door ziekte of wonden verwoeste
of geschokte gezondheid een rustigen ouden dag kunnen genieten van
een altijd zuur verdiend, hun dikwerf benijd en dan nog niet eens be
hoorlijk verzekerd en wettelijk geregeld pensioen.
Er rusten daar, in het verre Oosten, vele Oost-Indische officieren in
den eeuwigen slaap onder de wuivende klapperboomengetuige o.a. het
overvolle Memento-Mori te Atjeh
Dat de toestand en de toekomst dier Indische officieren nog steeds niet
behoorlijk, d.i. wettelijk geregeld is, is o.i. eene groote onbillijkheid, die
zoodra mogelijk behoort te worden gebeterd.
Beter laat dan nooit!
Het is een niet te ontkennen, maar tevens diep bedroevend feit, dat
veelal de roemrijke daden van dat O. I Leger in het moederland niet
naar waarde worden geschat; en dat niet alleen de Kolonie maar ook het
koloniale leger door het moederland meestal nog erg stiefmoederlijk wordt
bejegend.
„Wanneer ontzettende tegenspoeden"—-zegt Booms in zijn voormeld boek
werk „zooals het verraad van Lombok, het Indische leger beroeren en
tot in zijne grondvesten doen trillen van smaad en verontwaardiging, dan
vindt dat in Nederland weerklank en de geheele natie staat dan als een man
gereed, om, de traditie der voorvaderen getrouw, de broeders inlndiëte
helpen en bij te staan. Maar overigens herdenkt men die dapperen, en
roemt men de zelfopoffering dier braven slechts met pralende woorden in
deftige redevoeringen etc. etc."
Treurig, maar volmaakt waar.
Heel veel ware belangstelling voor dat, toch waarlijk zoo roemrijke
O. I. leger bestaat er dan ook niet in Nederland, zelfs niet bij het Op
perbestuur. Dit althans moet worden afgeleid uit het feit, dat tot dus
verre nog geen enkel der veelvuldig elkander opvolgende Ministers van
Koloniën zich tot taak stelde, om de positie en de toekomst van de O.I.
officieren wettelijk te regelen op dezelfde wijze, mutatis mutandis, als reeds
sedert vele jaren geschiedde ten behoeve van de officieren van het Ne-
derlandsche leger, en dat zelfs nog geen enkel kamerlid, van welke po
litieke kleur dan ook, het bereiken van dat schoone doel zich tot ernstige