- 430 taak rekende, alhoewel elk jaar iedere Minister van Koloniën wordt ge kweld met tallooze be- op- en aanmerkingen, interpellatiën, en wat dies meer zij Om alles en nog wat wordt gedacht, en ten behoeve van de soms meest futiele aangelegenheden de sluizen der wel- of niet wel- sprekendheid ge heel opengezet. Maar aan het thans door ons behandelde, toch waarlijk hoogst belangrijke vraagstuk schijnt nog niemand ernstig te hebben ge dacht, en, wanneer er al eens terloops een enkel woord in de kamers over werd gewisseld dan lieten onze vertegenwoordigers zich meestal al heel spoedig met een onbeduidend antwoord tevreden stellen. En de zaak bleef, zooals die aanvankelijk was; en de papieren werden maar weder gevoegd bij de andere retroacta en begraven in het stof der archieven van het Ministerie van Koloniën. Ten behoeve van de Nederlandsche officieren is reeds voor lang de noo- dige wettelijke regeling betreffende hun positie en toekomst getroffen. Dit benijden wij hun volstrekt niet; het is een recht, waarop zij aan spraak hebben. Maar dan ook ongetwijfeld minstens evenzeer hunne kameraden van het O.I. leger. Wij twijfelen er geen oogenblik aan, of de Nederlandsche officieren zullen wanneer dit eenmaal noodig mocht worden hun eed getrouw, blijmoedig zelfs hun leven ten offer brengen aan Koningin en Vaderland, en, evenzeer als reeds menig Indisch officier, den laatsten ade.ntocht geven met een „Leve de Koning n!" op de stervende lippen. De officieren van het Nederlandsche leger zullen dit doen, daar is geen twijfel aan, maar de officieren van het Ned. Ind. Leger doen het, en doen het voortdurend. Voortdurend, zelfs nog in de laatste tijden sneuvelen er officieren van dat dappere leger. En toch is de positie der Nederlandsche officieren wèl, die der Ned. Ind. officieren nog steeds niet wettelijk geregeld! Van waar die onbillijkheid Van waar dat meten met twee maten Welke overwegende redenen van hoog staatsbelang kunnen zich hebben verzet tegen het wegnemen van dat onrecht Wij verklaren het niet te weten. En toch is het geen onbekendheid met dat bestaande feit, dat aanlei ding gaf tot dien treurigen toestand, en tot het voortdurend bestendigen er van. Er is over die aangelegenheden, vooral zijdens de O. I. officieren al veel, héél veel geschreven, maar tot dus verre steeds te vergeefs. Toen, voor ruim dertig jaar, de O. I. officieren door het Opperbestuur, met een ware „oeconomie des bouts de chandelle," op schromelijke wijze in hunne inkomsten werden beknibbeld, en hun toegekende voorrechten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 454