•en emolumenten werden ontnomen, toen werden de O. I. officieren, niet
ten onrechte, beducht voor hun positie en toekomst. Zij vreesden, dat
de toen al bestaande manie van bezuiniging, hunne inkomsten nog meer
en nog zwaarder zoude treffen, en als het ware eenparig, doch niet ge
zamenlijk, maar ieder afzonderlijk, wendden zij zich, krachtens hun on
weersprekelijk recht als staatsburger, tot het Opperbestuur, sommigen tot
■den Minister van Koloniën, andere tot de Volksvertegenwoordiging, velen
tot Z. M. den Koning, alles op hiërarchieke wijze met eerbiedig rekest, om
alsnog hun positie te doen regelen bij de wet.
Hoogst bezadigde, ernstige hoofd- en subalterne officieren namen deel
aan die beweging, o.a. mannen als Boumeester, later Luit. Generaal Le-
gerkommandant; Ermeling, later Generaal der Genie; en veel anderen
meer.
Ook de officieren van het Departement van Oorlog, waar wij toenmaals
werkzaam waren.
De toenmalige Legerkommandant werd erg boos, en poogde zelfs de of
ficieren van het D. v. O. te Batavia (Weltevreden) te bewegen hunne,
toch eerbiedig gestelde, rekesten terug te nemen.
De toenmalige Gouverneur-Generaal werd ook boos, en zeide, dat de
Ned. Ind. Officieren door die rekesten toonden, geen voldoend vertrouwen
te stellen in de besluiten van Z. M. den Koning
Men zeide zelfs, dat wijlen Z. M. de Koning mede over die adresbe
weging ontstemd was, en ook daarin zag, een bewijs van gebrek aan
vertrouwen.
Of dit waar is weten wij natuurlijk niet Maar wij kunnen het haast
niet gelooven.
Waarom werd de positie der Nederlandsche officieren wel wettelijk ge
regeld, en getuigde het ten hunnen aanzien dan niet van gebrek aan ver
trouwen, toen de machthebbenden tot die wettelijke regeling overgingen,
en niet die positie hij Koninklijk besluit regelden En waarom getuigde
het dan wèl van gebrek aan vertrouwen, toen de officieren van het Ned.-
Ind leger mede om zoodanige wettelijke regeling verzochten Wij ver
klaren alweer het niet te begrijpen en ook, dat meten met twee maten,
ten aanzien van dezelfde landskinderen, dezelfde dienaren van Koningin
en Vaderland, hoogst onredelijk en onbillijk te achten. Tegen die wette
lijke regeling kunnen, naar wij vermeenen, geen bepaald overwegende
beletselen zijn, maar wel zeer veel dringende redenen er voor worden
aangevoerd. Die wettelijke regeling is o. i. niet alleen noodig en urgent
uit een begrip van gelijkheid, maar ook tot verzekering van den tegen-
woordigen en toekomenden toestand van den Oost-Indischen officier.
Voor het tegenwoordige, omdat wat heden werd geregeld bij een Ko-