453
-den vijandelijken schutters het verblijf aldaar onmogelijk te ma
ken. Van de tegen dien rand gesprongen projectielen zullen zeer
zeker scherven er over heen vliegen en in de versterking hun
•doelen nog kunnen treffen.
Ad. 2°.
Laat ons eerst eens nagaan hoe de zoogenoemde bergartillerie
in het Nederlandsch-Indische leger ontstond.
In de hoofdstukken I en III van den „Instructie Inventaris
voor de Artillerie der Landmacht" vinden we de geheele lijdens
geschiedenis van de bewapening der artillerie beschreven; ik
zeg lijdensgeschiedenis, want 't is merkwaardig te lezen hoe wei
nig men steeds van een bepaalde grondgedachte uitging bij de
invoering van nieuw geschut.
De herhaalde vernieuwing der bewapening van de bereden artil
lerie vond hare oorzaak daarin, dat men steeds meer en meer
behoefte kreeg aan lichter geschut, dat gemakkelijk te vervoe
ren was in moeilijk terrein. In de eerste jaren der 19s eeuw
werden bij expeditiën veelal slechts strandgevechten geleverd;
later kwamen, meer dan vroeger, expeditiën in de binnenlanden
voor, en toen dan ook in 1823 in den oorlog tegen de Padries op
Sumatra de zes- en drieponders van de mobiele batterijen in han
den van den vijand moesten worden achtergelaten, werd de aan
dacht te meer gevestigd op de noodzakelijkheid van het bezit van
licht veld- en berggeschut. In 1824 moest voor de expeditie te
gen Boni licht geschut worden meegevoerd en daarvoor werden
toen door den Constructiewinkel affuiten vervaardigd volgens
•een stelsel, dat door Graaf Wilhelm van Schaumburg-Buckeburg
in het laatst der 18e eeuw in Buckeburg was ingevoerd voor de
éénponder kanonnen, en dat daar goed had voldaan.
Deze expeditie heeft aldus den grond gelegd tot het aannemen
van bergmaterieel, dat in 1831 in batterijen werd ingedeeld en
georganiseerd.
Dit materieel, hoewel ook draagbaar, werd bij deze expeditie,
en ook in den Java oorlog, alleen getrokken en wel door 2 of 3
paardenhet voldeed toen goed.
Herhaalde wijziging van het materieel, o.a. tengevolge van het
feit, dat men van de oorspronkelijke draagbare affuit (later „berg-
affuit" genoemd) tevens ook een veldaffuit wilde maken, was