455 ikelijk te vervoeren artilleriematerieel was dan ook minder het -.samenstellen van een bepaald „bergartilleriemateriee]", dan wel van een „artillerie geschikt voor moeilijk terrein." Aangezien men voor dit laatste in Europa geen ander voor beeld had dan de bergartillerie, is 't natuurlijk, dat men daarbij te rade ging. Minder natuurlijk echter is, dat men tevens de ■daarbij gebruikte draagdieren ging invoeren, vooral toen door proeven gebleken was, dat muildieren in onze sawahterreinen .zoo slecht voldeden. Muildieren zijn uitstekende dragers in het gebergte, maar van modder hebben ze een afschuw; alsof dat ook geen zuiver tegenstrijdige elementen waren (De bergbatterijen in Midden-Java voldoen uitstekend, daar men •er vrijwel nooit in de sawah's komt; vraagt echter eens bij die .uit Soerabaia: steeds klachten over het ellendige gemodder.) Waar muildieren voor de Indische „artillerie in moeilijk ter rein" in 't algemeen genomen dus feitelijk niet voldoen, zou men moeten uitkijken naar andere dragers. De Indische paarden zijn voor het dragen van het 7,5 cM. ma terieel niet sterk genoegin hoeverre Australische paarden daar voor zouden voldoen, moet door proeven worden uitgemaakt. Het vraagstuk der paardenremonten voor 't Indische leger is -echter nu reeds zoo bezwaarlijk op te lossen voor de veld-artil- lerie en de cavalerie, dat een toevoeging daaraan van de zooge naamde bergartillerie de zaak nog moeilijker zou maken, terwijl misschien door andere middelen deze laatste kan geholpen worden. En nu de quaestie van het gebruik van menschen als dragers bij onze tegenwoordige bergartillerie. Door Y. E. H. werd in het Indisch Militair Tijdschrift No. 9 van 1902 een organisatie voor de bergartillerie voorgesteld, die op 't eerste gezicht zeer zeker erg practisch leek: de affuit, getrok ken door één, in moeilijk terrein door twee, of wel gedragen door twee muildieren, en het kanon door koelies, die van elk goed stuk terrein gebruik kunnen maken om 't kanon vlug in de tap- pannen te leggen en aldus het geheele stuk te doen trekken. Het aantal daarvoor voorgestelde koelies was vier plus twee reserves, die de anderen om beurten hebben af te lossen. Naar mijn inzicht is echter het dragen door vier man in moeilijk ter-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 479