470
borstschijf, waardoor ons 50 °/0 treffers op die schijf verzekerd'
worden? Ziet, daarop moet ons streven gericht zijn en niet alleen
op beperking van de hoogste spreiding; dit is immers onlogisch.
Hoe of wij dit moeten doen? Om U de waarheid te zeggen, de
methode doet er weinig toe, mits daar is de ernstige wil om onzen
soldaten schieten te leeren. Als die wil er is, dan kan het ook
op de in het reglement aangegeven wijze. Men werpt mij tegen:
dat kan niet! kijk maar naar de resultaten! Mijn antwoord is
een vraagZijt gij overtuigd, dat de noodige ernst en zorg is be
steed aan 's mans opleiding, zijt gè overtuigd, dat de methode,,
in het reglement aangegeven, ook is toegepast in den waren zin
van het woord? Welnu, ik heb die overtuiging niet; voor het
meerendeel ligt de oorzaak hiervan in het groote verloop bij de
compagnieën, dat alle lust tot opleiding dikwijls doodt, maar toch
ook wel voor een klein deel bij ons zeiven.
Behoef ik te verzekeren, na het bovenstaande, dat ik geen
tegenstander ben van den inleider. Zijn zeer practische denkbeel
den zijn in vele opzichten de mijne, maar daar, waar spreker de
kennis der ballistische eigenschappen en juiste begrippen omtrent
spreiding als minder gewichtig doet voorkomen, daar is het mijn
overtuiging, dat geen instructeur deze missen kan. Niet om ze
den man of zelfs het kader te leeren, maar tot het verkrijgen
van een helder inzicht in de zaak. Alleen daardoor kan hij schiet-
uitkomsten beoordeelen.
Waarom of door mij de afstanden van 400 en 500 M. gekozen
zijn? Omdat naar mijne meening nog steeds op die afstanden
bij volhardende, logisch optredende legers de beslissing in het
vuurgevecht zal worden bevochten en wij dus in de eerste plaats
op die afstanden de krachten van onzen troep moeten kennen.
Het voorgaande heeft naar mijne meening aangetoond,.dat ook
met ons reglement in de hand voldaan wordt aan 11, alinea,
laatste deel, mits wij maar aanteekening houden van 's mans Rgo.
Dat de oefeningen moeten leiden tot verkleining van dien Rgo, heb
ik reeds aangetoond in bovenaangehaald artikel in dit-tijdschrift.
Koeta-Radja, 20 Maart 1903. L. van Vuuken..