509 dier looden vogeltjes in de lucht dringt tot in merg en been. De onzichtbare ijzeren tollen gonzen zoo vreeselijk boven uw hoofd, dat hooren en zien vergaan. Hoe snel de G. ook de lucht doorklieven, gij kunt ze hooren aankomen, al nader en nader. Het duurt slechts eenige se conden, maar gij hoort het duidelijk nader, al nader bij U. Heere! help gij houdt den adem op —phutt! valt het monster voor uwe voeten in den grond. Whir- r- r- r- r- sh- sh- shu- ploft er een tweede achter u neer. Jing- g- g- g- e- e- paf! barst er een derde aan uwe rechterhand. De G.K. zijn nog verschrikkelijker. Zij ontploffen eerst boven uw hoofd, storten dan met een geweldig gedruisch hun half em mer looden kogels op de aarde uit. Gelukkig is de afstand zóó groot, dat het den kanonniers zelden gelukt om die projectielen op het juiste moment te doen ontploffen. Hunne berekeningen zijn natuurlijk naar gissing, en de kogelregen komt of te vroeg of te laat af. De gewone G. zijn het gevaarlijkst, daar zij rechtuit op hun man afgaan en gewoonlijk zware wonden, zoo niet den dood veroorzaken. Ik dwaal en draai eenige minuten doelloos rond, niet weten de, waarheen ik mij wenden zal. Al vallende en opstaande, links en rechts springende, wagge lend als een dronken man, kom ik bij een groepje burgers, die een weinig rechts van onze kanonnen op de helling van dën heuvel rondspringen. Midden in het gevaar van den dood, die mij elk oogenblik treffen kan, merk ik toch als in een droom op, hoe zij elkander zonder opzet naapen. Als de een valt, vallen allen, hoest er een, dan volgen allen zijn voorbeeld; springt een rechts of links, allen doen desgelijks, als zoovele poppen door een onzichtbaren draadtrekker beheerscht. Zoo gaat het elk, die zich hij een groepje menschen voegt, hij volgt onwillekeurig hun voorbeeld. Zoo ging het ook mijik word met mijn medeburgers door de onzichtbare, maar al te hoorbare vogeltjes en tollen heen en weer geslingerd, omverge worpen, gemesmeriseerd, betooverd, beheerscht. Hoe het kwam, weet ik niet, maar hier ben ik met ongeveer 15 man achter een laag muurtje van losse steenen. Toen het hier achter onveiliger werd, begaven we ons naar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 533