517 pelijke behandeling van de theorie van het inschieten kan der halve door infanterie-officieren, wier mathematische kennis zich niet aanmerkelijk verheft boven die, welke bij het eindesamen van hen gevorderd wordt, niet worden gevolgd, en het verbaast me dan ook niet, dat de kapitein Buijs van mijne studie al zeer weinig begrepen heeft. De vraag, waarop het nu aankomt, is dezemag een tijdschrift als het onze een artikel opnemen, waarvan alleen de officieren van een bepaald wapen eenig profijt kunnen trekken? Zoolang wij geene speciale vaktijdschriften hebben, zal het antwoord op deze vraag wel bevestigend moeten luiden. Ik zie bijv. niet in, waarom eene goede studie over de exercitiereglemen ten der cavalerie niet geplaatst zou mogen worden, al zou ook het wapen der infanterie hierdoor weinig of niet gebaat zijn. Het devies van een algemeen tijdschrift, als het onze, behoort dan ook steeds te zijnElk wat wils". En nu komt er een tweede vraag, namelijk of mijn opstel te hoog is gegaan voor de officieren van mijn eigen wapen. Te dien aanzien merk ik op, dat ik in de wiskundige toepas singen zeer ver beneden de grenzen gebleven ben, die het eind examen der Kon. Mil. Academie stelt, en dat ik er op gerekend heb, dat de lezers weinig meer dan de grondbegrippen der hoogere wiskunde onthouden hebben. Zij, die genoemd examen afge legd hebben, m. a. w. nagenoeg al mijne collega's van het wapen der artillerie, hebben heel wat zwaarder kost moeten verduwen. Ik erken gaarne, dat het bewuste artikel zich minder gemak kelijk laat lezen dan eene causerie over uniformveranderingen, promotiezaken of wielerwedstrijden, doch dat is ook de bedoeling niet. De hoofdzaak is, of onze artilleristen in staat zijn mijn ar beid te volgen en te begrijpen en het wetenschappelijk stand punt, waarop zij staan, geeft het volste recht deze vraag in bevestigenden zin te beantwoorden. Ik zou hiermede kunnen eindigen, doch, waar ik toch eenmaal aan het woord ben, verzoek ik beleefd nog een oogenblik te mogen doorpraten. Het is mij zeer goed bekend, dat het nut eener wiskundig theoretische behandeling van de theorie van het inschieten door de meeste artilleristen niet wordt ingezien. In hoofdzaak is dit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 541