521
neemt bij' halveering die factor bijna even sterk af als de grens
zelf en zal de trefkans dus slechts met een onbeduidend bedrag
kunnen toenemen.
Theoreticus. Juist. Met de tabel der waarschijnlijkheidsfactoren,
die ge in ieder schietreglement vindt, kunt ge het gemakkelijk
narekenen. Is bijv. de grens gelijk aan 2 S5o, dan is de waar
schijnlijkheidsfactor 0,82 en 't verhoudingsgetal 0,41. Bij een
grens van S50 vindt ge hiervoor of 0,50. Door dus een grens
van 2 S50 te halveeren vermeerdert ge de trefkans in reden van
0,41 tot 0,50 of met 20 Door nogmaals te halveeren vindt ge op
gelijke wijze, dat de trefkans met 5,6 °/0 of practisch gesproken:
in 't geheel niet meer toeneemt.
Practicus. Ik geef zonder voorbehoud toe, dat uw regel ook in
de toepassing zeer eenvoudig en bruikbaar is. Uit het voorbeeld,
dat ge daar aanhaalt, volgt reeds dadelijk, dat een grens van S60
het uiterste minimum is, waartoe ge moogt gaa.n. Dat is ten
minste al één houvast. Doch voldaan ben ik eigenlijk nog niet.
Zulke kleine grenzen acht ik om verschillende redenen verwer
pelijk. Gaarne zou ik daarom nog van U willen weten, of naar
uw oordeel de uitwerking er onder lijden zal, indien de grens
grooter wordt genomen, bijv. 2 of 4 S50.
Theoreticus. Daar zullen we het terstond over hebben. Ik moet
echter, eer we van dit punt afstappen, uw aandacht er nog op
vestigen, dat we verondersteld hebben, dat ge gaat groepschie-
ten met het gemiddelde van de beide opzethoogten der grens.
Is dit niet het geval, en gaat ge groepschieten met een der op
zethoogten van de grens, dan kan ik U nog een anderen regel
aan de hand geven, die feitelijk nog eenvoudiger is dan de vorige.
De trefkans namelijk bij gebruik van een der opzethoogten der
grens verhoudt zich tot die, bij gebruik van hun gemiddelde, als
de eenheid tot één plus de waarschijnlijkheidsfactor in 't kwa
draat. (1) Deze regel is met behulp van een der eigenschappen
van de waarschijnlijkheidsfactoren rechtstreeks uit den vorigen
afgeleid, hij leidt dan ook tot dezelfde uitkomsten.
Practicus. Ik geloof het gaarne, al zie ik het verband niet
dadelijk in.
(1) Zie noot op pag. 520.