527
bij het inschieten nog verscheidene andere vraagpunten, waar
omtrent reeds sedert lange jaren een nooit besliste strijd heerscht,
en die ook alleen met theoretische hulpmiddelen kan wor
den uitgestreden. Misschien spreken we daar later nog wel
eens over.
Hiermede, Mijnheer de Redacteur! zal ik de heeren hun ge
sprek maar laten staken. Ik heb hier een zeer practischen prac
ticus ingevoerd, namelijk een, die volstrekt niet afkeerig is van
theoretische hulpmiddelen, waar zijn ervaring hem in den steek
laaten die gaarne de goede diensten der theorie erkent en waar
deert, waar zij hem het noodige licht verschaft. Ik heb de
heeren een punt laten bespreken, waarover men het in de schiet-
wereld tamelijk oneens is en Theoreticus den strijd laten beslech
ten met behulp van eenige formulen, die ik dezer dagen heb af
geleid. Ze zijn alle vier gevonden met behulp van de formulen
37—51, voorkomende in mijn laatste artikel, tegen de plaatsing
waarvan de kapitein Buijs eenige bedenkingen heeft ingebracht.
Ik ben het in den grond der zaak echter voor een goed deel met
hem eens. Eene populaire behandeling van het onderwerp, ont
daan van het keurslijf der wiskundige formulen, heeft zeer veel
voor boven de streng wetenschappelijke. Maar wanneer ik met
zulke stellingen aankom, als ik er hier een viertal gegeven hebt
dan eischt men zeer terecht van mij, dat ik ze eerst bewijs en
anders is er geen sterveling, die mij gelooft. Yooral wanneer
ik daarbij tot andere uitkomsten geraak dan Yon Wuich, Rohne
en andere half- of kwartgoden, en zeggen durf, dat zij ten aan
zien van dit of dat punt het glad mis hebben, dan is het beslist
noodzakelijk met bewijzen aan te komen. „Neen", zegt de kapi
tein Buijs „dan kan ik u niet meer volgen, en ben ik genood
zaakt der Redactie te verzoeken uwe artikelen te weigeren".
Ik antwoord„Neemt ge er dan genoegen mede, als ik, gelijk
„hiervoor, populaire verhandelingen schrijf, waarin ik in gemak
kelijk leesbaren en voor alle infanterie-officieren begrijpelijken
„vorm de resultaten mijner studiën mededeel, zonder in geleerde
„beschouwingen te vervallen; en wilt ge dan gelooven, dat mijne
„stellingen juist zijn?" Ik zal aannemen, mijnheer de Redacteur
dat de kapitein Buijs deze vraag in bevestigenden zin beant-