- 532
titie gevestigd is, den resident opdragen om den getuige te hoor en". De
resident is weder bevoegd „in geval van persoonlijke verhindering, of
wanneer de getuige op verren afstand van de hoofdplaats der residentie
woont (dit laatste dus geheel ter beoordeeling van dien resident),
zulks door den secretaris der residentie of eenen adsistent-resident
te laten doen", art 57 B-. Sv. Waar dus de R. L. de burger
rechtbank belast met het hooren van den militairen getuige in
het militaire strafproces, daar spreekt het van zelf, dat de rechter
commissaris handelt ingevolge de voorschriften van het R. Sv.
de getuige heeft dus aan het voorschrift van artikel 57 R. Sv.
te gehoorzamen en zal c.q. ook voor den resident of diens ver
vanger moeten verschijnen en getuigen.
Een derde quaestie, die ik hier te berde breng, is deze„Wel
ke is de bevoegdheid van officieren-commissarissen en auditeur
militair ten aanzien van den onwilligen getuige?" Het korte
antwoord hierop zoude kunnen luiden „een zeer geringe", voor
al als men de bevoegdheid vergelijkt met die van den rechter
commissaris.
De artt. 91, 95 en 96 R. L. geven aan, dat niet verschijnende of
onwillige getuigen bij arrest tot het geven van getuigenis dei-
waarheid zullen worden geconstringeerden desnoods onder de
vereischte precautien" opgezonden. Ik meen, dat onder dit alles
slechts kan worden verstaan het desnoods met dwang voor den
rechter brengen, waar de gewone dagvaarding niet heeft gebaat
in de meest ruime interpretatie zijn er wellicht, die zeggen, dat
de hier genoemde art. de bevoegdheid geven tot gijzelen, maar
gijzelen en constringeeren zijn niet synoniem. Na elk verhoor
zijn dus de commissarissen verplicht den getuige weer te laten
gaan en hebben geen verdere bemoeienis meer met hem, tenzij hij,
aan den militairen rechtsdwang onderworpen zijnde, zich schul
dig maakt, of heeft gemaakt aan het aanvoeren eener valsche
verontschuldiging (art. 168 strafrecht. Eur. 169 Inl.), dan wel
meineed (art. 276 strafwetb. Eur en Inl.).
De rechter-commissaris is daarentegen bevoegd: 1°. den niet
verschenen getuige, op vordering van het openbaar Ministerie,
zonder verderen vorm van geding, verwijl of hooger beroep" te
verwijzen in een geldboete, de som van vijftig gulden niet te bo
ven gaande (art 51 Regl. Strafv. R. v. J.); 2°. te bevelen, dat de