35 geen pijpjes behoeft te gebruiken, waardoor men het aantal fac toren, die voor vocht gevoelig zijn, met één vermindert. Na deze uitweiding weer tot de G.K. terugkeerende, releveeren we nog één bezwaar aan hun gebruik verbonden: de juistheid der baan is tijdens het voortgezet vuur lastig of niet te contro leeren. En dat deze controle wel noodig is, bewijzen de uit komsten van de oefeningen der bereden artillerie in de jaren 1899 en 1900. Yan de 70 maal, dat men bij gevechtsschieten na voorafgaand inschieten met G-. of G-.K. overging tot het voort gezet G.K. vuur, was men 25, zegge vijf en twintig, maal niet ingeschoten. Maar zelfs zonder verkeerde waarneming, door het eenvoudig toepassen der schietregels is men bij overgang tot voort gezet vuur niet zeker, dat men de zuivere nauwe grenzen heeft bepaald 1). Tegen zich bewegende doelen is het regelen van G.K. vuur zeer lastigbewegen de doelen zich snel in afwisselende richting en, dan is het regelen ondoenlijk. Waar zelfs in Europa stemmen opgaan om den granaatkar tetsaanbidders het „Mene, Mene" toe te roepen 2), zouden we in Indië tegen den I.Y., waar de G.K. zooveel meer aan vocht is blootgesteld, zeer onverstandig doen een zwaarder materieel aan te schaffen, alleen om een matig G. K. schot te kunnen afgeven. Men moet hierbij bedenken, dat G. K. vuur met groote dieptewerking slechts uit een lang kanon af te geven is van minstens 6 cM. kaliber. Wil men dit materieel niet te zwaar maken, dan is eene groote vuursnelheid onmogelijk en al ziet men hiervan af, dan moet men toch behalve muildieren voor de affuit nog koelies voor het transport van den vuurmond bezigen, zooals in het project van V. E. H. Het voordeel, aan het gebruik van snelvuurgeschut verbonden, is vooral tegen een I. Y. van groot belang. Een batterij van 4 stukken van het oude materieel presteert evenveel als eene sectie snelvuur kanonnen van hetzelfde kaliber, indien hetzelfde aantal projectielen meegevoerd wordtbij de sectie echter is zoowel het aantal muil- 1) Zie de artikelen van Gen. Roline ,Ueber die Zuverliissigkeit der Gabelbildung" in het krieg8teeh. Zeitsclir. 1899. 2) De heeren Van Essen en Van Oordt in de discussie na de voordracht van kapt. Dell in K. W. 1900/1901. IV, blz. 351 e. v.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 55