536 flinke Europeanen als achterste manschappen in te deelen. Gewoonlijk toch zien we bij onze gemengde patrouilles de Europeanen met het meeste kader vooraan, dicht daarbij in 't midden de officier-commandant, achter de Europeanen de inlanders (heusch als eenden) en als hekkesluiter een inlandsch sergeant of korporaal. Deze formatie, waarbij alle kracht aan het hoofd zit, is persé niet goed en waar velen van ons de meening zijn toegedaan, dat hij een onverwachten aanval de inlandsche soldaat niet te vertrouwen is, moet het. bepaald als een fout worden aangemerkt, wan neer we tegen beter weten in dat staartje inlanders maar goedig laten meezeulen, in de verwachting, dat het wel terecht zal komen. Ook achter moet kracht zijn, de inlanders, tot het marcheeren op één gelid geneigd, moeten nu en dan opgedreven worden en bij gebeurlijk heden moet er achteraan een weerstandbiedend iets zijn, dat het uitwijken van de minder betrouwbaren naar die zijde door moreel overwicht belet. Ik nam wellicht ten onrechte aan, dat de tegenwoordige marschvorm algemeen bekend is en verzuimde boven te verwijzen naar de circulaire van den Gouverneur dd. 12 Aug. '02 Ho. 2661/13 in de IIde Afl. opgenomen, waaiin de 2e alinea voor kleine patrouilles indeeling van een spits ver werpt. We kunnen gerust zeggen, een spits kennen we niet meer. Bij grootere colonnes gaat een groep of brigade (ruim 20 man) gesloten voor uit; kleinere colonnes 40 a 60 man worden in tweeën gesplitst, de trein in het middende kleinste colonnes houden hunnen trein geheel achter, dan wel vóór den gesloten troep. S. Wijziging van tarief 24. a. Het is van algemeene bekendheid in 't leger, dat de verstrekking van één attila en één sergen pantalon per jaar aan de mindere militairen ten eenenmale onvoldoende is. Europeesche fuseliers, bij wie ik omtrent deze aangelegenheid inlichtingen inwon, verzekerden mij, dat zij zich jaarlijks gemiddeld ticee pantalons en één attila aanschaften, om geen ge vaar te loopen gestraft te worden (voor het niet behoorlijk gekleed in dienst verschijnen. Dit wordt gemiddeld eene uitgave voor bovenklee- ding alleen van f 9.00, welk bedrag voor een fuselier, die geen ver hoogde soldij geniet, twee volle maanden traktement vertegenwoordigt. Een ieder zal moeten toestemmen, dat, waar 't gouvernement den soldaat bij zijn in dienst treden waarborgt, hem gedurende zijne verbintenis te voe den, te kleeden en te betalen, men hem wel een weinig te kort doet ten opzichte van zijn kleeding. In dezen toestand zou al aanstonds veel verbetering te brengen zijn, door de navolgende wijziging van tarief 24, die zonder groote onkosten te veroorzaken, zou kunnen worden aangebracht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 560