GROOT-ATJEH VAN 1 JANUARI TOT 20 APRIL 1896. Vervolg van biz. 883). De veranderde gezindheid van T. Oemar had eene uitbarsting van vijandelijkheden in den omtrek van bijna alle posten der buitenlinie tengevolge, voornamelijk echter in de IX Moekims. Te Lampeneroet was reeds te 10 uur Y.M. bericht ontvan gen, dat de blokhuizen, bezet door de troepen van Oemar, met uitzondering van Mon Mantjang, alle verlaten waren. De telephonische gemeenschap met Tjot Goë was aldra ver broken. Een Atjehsche politieoppasser, die om 9 uur Y.M. met een brief naar Lamkoenjit moest, beweerde toen reeds, dat deze plaats niet te bereiken was, vermits het terrein tusschen Tjot Goë en Lamkoenjit vol kwaadwilligen zat. Om ÏO1^ uur bracht die zelfde oppasser te Tjot Goë bericht, dat van de door lieden van Toekoe Nja Mohamad bezette blok huizen alleen Lehong nog bezet was. Te l1^ uur N.M. kreeg men van Toekoe Nja Itiem kennis van Oemar's overloopen. Yan Lamkoenjit uit werd te 12 uur's middags eene patrouille van 1 officier en 20 man op verkenning gezonden; deze vond de kampong Lamkoenjit verlaten en ontdekte veel gewapend volk in Nesoeh en Toebaloe. Zoowel Biloel als Lamkoenjit werden 's middags licht beschoten. Toen omstreeks 4x/2 uur N.M. het dagelijksch vivrestransport niet te Biloel was aangekomen, werden van daaruit 2 officie ren en 60 man uitgezonden in de richting van Tjot Goë. Op 800 M. van de versterking werd deze patrouille hevig bescho ten, eerst uit Ateuh Raija en Ateuh Tjoet, later ook uit Toeba loe en Toeram. 'Ondersteund door geschutvuur van uit onze beide posten en door een detachement van de bezetting, dat zich Dl. I. 1903. 36

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 567