550
Den vindingrijken postcommandant van Ana' Galong gelukte
het een enkele maal van den goeden toestand van zijn post
kennis te geven door jeneverflesschen met berichten de Atjeh-
rivier af te doen drijven, die dan te Lambaroe opgevischt
werden.
Yivres waren er bijna overal voldoende aanwezig; met het
oog op den voorgenomen tocht in het Lamkraksche waren voor
al binnen AnaGalong en Biloel groote voorraden opgelegd.
Senelop werd door den vijand vrijwel met loopgraven om
ringd. Door het vuur op onze posten leden wij slechts weinig
verliezen, alleen sneuvelde te Tjot Rang op den 3en April de
inl. fuselier Wirodrono, N°. 32563.
Te Kroeng Gloempang ontving men dien dag een brief van
den gedeserteerden Europeeschen sergeant Carli, waarin hij na
mens Toekoe Brahim der Y Moekims Montassik verzocht den
post over te geven tegen vrijen aftocht en behoud der wapens.
Senelop had den volgenden dag een hevig geweer- en geschutvuur
te doorstaan, dat tot middernacht aanhield. De Hollandsche
commando's van den vijand, aan vuurkonden daarbij duidelijk
worden verstaan.
Den 5en April werd de sectie bergartillerie, die al dien tijd
te Lamdjamoe verbleven was, terug genomen en keerde ook een
deel der aldaar gelegerde compagnie van het 3e Bataljon naar
Koeta Radja terug.
Reeds den 3en April waren met de „Japara" belangrijke aan
vullingen gekomen (14 officieren, 314 mindere militairen en dwang
arbeiders).
Op den 7en April kwamen de stoomers Carpentier en Bantam
met de gevraagde troepenversterking—althans gedeeltelijk, nl. het
9e Bataljon. Aan boord bevonden zich tevens Z.E. de Luitenant-
Generaal, Commandant van het Leger, J. A. Yetter, de kolonel
der infanterie J. W. Stemfoort en de majoor van den generalen
staf J. F. Breijer, die tevens het bericht medebrachten, dat de
generaal-majoor Deijkerhoff eervol werd ontheven van zijne func-
tiën als Civiel en Militair Gouverneur.
Met de civiele aangelegenheden werd tijdelijk belast de resi
dent voor Atjehsche zaken en de scheepvaartregeling K. F. H.
van Langen en met het militair commando de kolonel J. W.