560
order van Tjot Goë te gaan en voorloopig in den Z. rand van
Nesoeh halt te houden. De genietroepen en de beide sectiën
bergartillerie vergezelden deze compagnie. De eerste om overal
de bruggen voor het transport geschikt te maken, de sectie Steen
kamp om van uit eene stelling bij het begin van den zijweg
Nesoeh-Lamkoenjit de kampongs Lam Tadoek en Maneh onder
vuur te nemen, de sectie Deibert om van uit eene opstelling in
den Z. rand van Nesoeh den opmarsch der 2e colonne te steunen.
Eene ten 10 uur 30' door den chef van den staf uitgezonden
cavaleriepatrouille bracht aan deze autoriteit het bericht, dat
het 14e Bataljon reeds te Lamkoenjit was. De patrouille had op
haren weg van uit Lambatoe een vijftal schoten gekregen. On
middellijk begaf zich de overste van Yliet, vergezeld van den rit
meester Jhr. de Lannoij en een cavalerist, naar onzen post, om
daar de noodige maatregelen voor het geregeld aflossen der be
zetting en de aanvulling der voorraden te treffen. Op zijn weg
werd de overste op 60 M. afstand flink onder vuur genomen.
Te 11 uur 7 min. bracht de luitenant van Haaff van Tjot
Goë een daar ontvangen telefonisch bericht van den Regeerings-
commissaris, dat vijandelijke benden gesignaleerd waren als in
groote getale van de VI Moekims in Z. O. richting oprukkend.
Daar de troepen zeer verspreid waren en de bevelhebber hen bij
deze eerste ontmoeting met den vijand niet aan zware verliezen
wilde blootstellen, werd toen met spoed aan het transport order
gezonden om op te rukken.
De bruggen in het laatste gedeelte van den weg vóór Lam
koenjit afgebroken zijnde, moesten de goederen over dat gedeelte
naar den post worden gedragen, waartoe een sectie inlanders
hulp verleende. De aflossing voor Biloel rukte te 11 uur 30'
derwaarts op.
De laatste compagnie der algemeene reserve kreeg last naar
Tjot Goë te komen en van daar werden naar Koeta Radja orders
gezonden om de beide, daar achtergebleven, compagnieën van
het 9e en een peloton cavalerie eveneens naar Tjot Goë te zen
den, teneinde zoo noodig bij den terugtocht over die troepen
te beschikken.
De chef van den staf begaf zich eveneens naar Biloel en kwam
tot het besluit, dat het, om dien post geregeld te kunnen aflossen,