563 ook wel bij den heenmarsch opgemerkt hadden, maar opzette lijk met hunne aanranding hadden gewacht, om eventueele brie ven in handen te krijgen. 2 April ging rustig voorbij. Den daaropvolgenden dag gaf de vijand door een aanhoudend vuur blijk van zijne aanwezigheid en 's nachts trachtte hij zelfs door het werpen van fakkels brand in de versterking te stichten, terwijl terzelfder tijd uit een 100 tal geweren een hevig vuur werd afgegeven. Door de in de alarmstelling gekomen bezetting, die aanvankelijk nog al zenuwachtig was, doch door de voorbeeldige kalmte van den postcommandant spoedig tot besef van haren plicht kwam, werd de vijand met geschut- en geweervuur verjaagd. Het van Tjot Goë gehaalde drinkwater was intusschen ver bruikt en men moest zich met het slechte water uit de put bij de versterking behelpen. De manschappen mochten dan ook alleen thee drinken. Bij gebrek aan de noodige bestanddeelen was de voeding almede zeer eentonig en onsmakelijk; de wacht dienst was zwaar. Ondanks dit alles bleef, dank zij het voorbeeld van den com mandant, de goede geest bij de bezetting bewaard; zelfs wilden de zieken niet van hunne diensten worden vrijgesteld. Den 4den bleef het overdag weer bij eene voortdurende be schieting op flinken afstand; dat vuur veroorzaakte geen schade, daar er veel te hoog geschoten werd. 's Avonds begon het een ernstiger aanzien te krijgen. Te 1134 uur N.M. werd uit ver schillende richtingen plotseling een zeer hevig vuur op de ben- ting geopend. De vijand had zich in een kring, loopende van on geveer 150 M. benoordoosten de poort der versterking tot in kampong Lamtadoe, opgesteld, zoodat alleen de oostzijde van de benting vrij was. Aan alle drie kanten deed zich het krijgsgeschreeuw hooren, en uit den zuidelijk van den post gelegen rand werd telkens geroepen „tidah sampej orang kompeni, tjoema limapoeloeh orang, „tida bisa tahan," wel een bewijs, dat onze tegenstanders goed op de hoogte van de sterkte der bezetting waren. Ook nu geraakte het vuur uit de handen van de facecomman- danten en had de postcommandant ruim een half uur noodig om de bezetting geheel tot kalmte te brengen; daarna hoorde men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 589