565 netelige positie verlost en vervangen door een detachement in fanterie onder den kapitein der infanterie Baron Collot d'Escury. Hoewel er vuurpijlen aanwezig waren, verklaarde de luitenant Creutz Lechleitner geen hulp van Koeta Radja te hebben willen vragen, omdat hij wel wist, dat men de troepen daar ook hard noodig had. Dat de artilleriemunitie nu juist niet zoo puik was, bleek uit eene opmerking van den postcomrnandant, dat ruim •60 wrijvingpijpjes doorsloegen, zonder de lading te ontsteken. Biloel. Zooals reeds werd opgemerkt, was op 27 Maart de kapitein P. H. v. d. Wedden als postcomrnandant opgetreden. Deze post verkeerde al in een even slechten toestand als Lamkoenjit. Na den 29en Maart op de reeds omschreven wijze kennis te heb ben bekomen van het overloopen van Oemar en c.s., achtte de ■commandant het den volgenden dag noodig met een enkel woord aan de bezetting den toestand bloot te leggen en ieder tot ernsti ge, nauwgezette plichtsbetrachting aan te sporen. Geen middel werd onbeproefd gelaten om het verdedigingsvermogen van den post op te voeren. De voeding was, evenals te Lamkoenjit, ui terst eenvoudig en weinig smakelijk; men was toch aangewezen op de, voor den tocht naar Lamkrak opgelegde, vivres. De vijand vond de bezetting blijkbaar te sterk; toch werd de post druk beschoten, maar eene activiteit als voor Lamkoenjit werd hier door hem niet ontwikkeld. De geest onder de bezetting bleef uitmuntend. 8 April, dus na tien dagen afgesloten te zijn geweest, ver scheen eene colonne van Koeta Radja op den post en werd de bezetting met 5 officieren en 135 man van het 3e Bataljon ver sterkt. Tot den 10den bleef de kapitein v.d. Wedden nog op den post, toen eene colonne van Koeta Radja de oorspronkelijke be zetting met zieken en gewonden mede nam, de twee dagen te voren aangekomen 3e comp. 30 Bataljon achterlatend. Blijkens de berichten, die de door T. Oemar losgelaten Chi- neezen zie pag. 552) medebrachten, maakte onze gewezen hoofd, panglima zich geenszins ongerust over den inval van onze troe pen in de VI Moekims; meer vreesde hij een bombardement der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 591