41 hun gaan heeft medegegeven en wanneer men den weg volgt, dien de natuur aanwijst, moet men tot iets goeds komen. Be treffende de houding moge hier worden volstaan met de mede- deeling, dat von Rosenberg en Plinzner, beiden tegenstanders van zijgangen voor troepenpaarden, houdingen verlangen de een met den neus tot 45° voor de verticaal, de andere met den neus verticaal of binnen de verticaal. Twee uitersten dus in houding, welke duidelijk doen uitkomen, dat. de quaestie van de houding buiten die van de zijgangen staat. Mocht de Heer H. met houding de meerdere of mindere rich ting op de achterhand hebben bedoeld, dan kan ik niet nalaten op te merken, dat in dezen gedachtengang de begrippen „gaan" en „houding" synoniem zijn. De geachte schrijver heeft dan ge lijk, zooals trouwens reeds werd gezegd, dat een paard, dat met zijgangen, de echte wel te verstaan, is afgericht, beter gaat en in beter houding loopt dan een, hetwelk zonder deze kunstgangen is afgericht. Maar zoodra men toegeeft, dat de ware zijgangen niet gereden kunnen worden, zoodra men de ongebogen zijgangen bij wijze van dressuurmiddel invoert, waarop onvermijdelijk elk pogen van middelmatige ruiters om zijgangen te rijden uit loopt, al geeft men het ook de fraaie namen vanhet rijden van schouderbinnenwaarts, van schouderbuitenwaarts, van tra vers en renvers, dan verandert de zaak. Het kenmerkend verschil tusschen gebogen en ongebogen zij gangen ligt niet, zooals de Heer H. schijnt te meenen, in het verschil in grootte van den hoek, dien de as van het lichaam met de richting der beweging maakt: het groote onderscheid is, dat het paard bij de gebogen zijgangen de wervelkolom zijwaarts buigt en de achterhand onderbrengt, bij de ongebogen niet. De ongebogen zijgang heeft bijna geen practisch nut; men kan het paard er door leeren om voor den eenzijdigen druk der beenen te wijken, ook moet het paard enkele passen zijwaarts kunnen maken ten behoeve van de zijdelingsche richting in het gelid, maar zoodra dit is bereikt, heeft de ongebogen zijgang afgedaan. De ongebogen zijgang geeft het paard een zekere manegegehoor zaamheid, die faalt bij den eersten den besten storenden invloed buiten en die niet is te vergelijken met de ware gehoorzaamheid, waarbij het paard naar omstandigheden gehoorzaamt ondanks

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 61