622 De toestand is ongeveer de volgende: Als luitenant blijft men slechts enkele jaren bij de batterijen (uitgezonderd op Atjeh en de sectiën op de buitenbezittingen). De meesten slechts alleen bij de veld of alleen bij de berg (1) en bijna allen gaan, nadat ze nog geen 5 jaren in Indië zijn, over in dienst van het raderwerk (adjunct bij een artillerie comd0., Hoofd bureau, Commissie van Proefneming, Art. Constructie Winkel, kaderschool enz.) en komen niet weer bij den troep, voor ze kapi tein zijn. Dat ze dan verbazend weinig van den dienst aldaar af weten, behoeft geen betoog. Trouwens, als men bij de andere wapens toevallig eens een kapitein aantreft, die slechts 4 a 5 jaren als luitenant bij den troep heeft gediend, wordt er genoeg over geklaagd. Welnu een dergelijke toestand is bij de artillerie regel. De geoefendheid der batterijen (weldra ook die der vestingcompagnieën) lijdt daar natuurlijk verschikkelijk onder. Waar men toch bij de batterijen altijd beschikt over afgerichte manschappen en dieren, mag men van de geoefendheid het hoogste eischen; toch is deze gewoonlijk beneden het middelmatige. De geschiedenis der batterijen op Java kan ons daaromtrent ge noeg leeren. Dikwijls door een voorganger zeer goed geoefende batterijen worden in korten tijd door onbekwame commandan ten weer tot onvoldoende teruggebracht, terwijl het uitvaardi gen van onoordeelkundige bepalingen (2), het afschaffen van wat door voorgangers is ingevoerd meewerken om demoraliseerend op officieren, kader en manschappen te werken. Er is een veld- batterij op Midden-Javamaar dat is eigenlijk eene andere geschiedenis. Sommige kapiteins slagen er echter na langeren of korteren tijd in om de batterij weer in orde te brengen (achter de finesses, (1) De laatste overplaatsingen doen zien, dat men hierin althans eene verandering wil brengen. (2) Een jaar of 10 geleden is zelfs op aanraden van het Hoofdbureau een proef ge houden om de paarden van de veldartillerie in 2 maanden af te richten „omdat een Bataviaasch huurkoetsier het in een paar toeken wel klaar speelde'''. Wij zullen hierover maar zwijgen, omdat het vóór onze tijd was en men zich toen nog geen gelijk bewapenden tegenstander dacht, hoewel de inlandsche vijand er de voordeelen van geplukt heeft. Als ik mij niet vergis, waren de doorgegane bespanningen op Lombok gedeeltelijk op deze wijze bewerkt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 628