vaansche soldaten geen -svoorcl verstaat. Ieder, die de macht van Javaan- selie taalkennis in eene Javaansche comple. heeft gevoeld, zal dit met mij eens zijn. Waar we nu te Atjeh officieren hebben, die door hun grondige kennis van de landstaal bijna onmisbaar zijn in het tegenwoordig stadium van den oorlog, door die kennis den lande groote diensten bewijzen, daar is het te veroordeelen, dat dezulken achterstaan bij collega's, die kalm aan een milit. onderwijsinrichting of in een ander baantje meer dan tijd heb ben om een Gerth van Wijk uit 't hoofd te leeren en daarna kans zien een gunstig examen met klinkendgevolg af te leggen; Ik ken officieren, die door kennis van Atjehsche en Javaansche taal buitengewoon bruikbaar zijn; is 't van lièn verkeerd gezien, dat zij geen kostbaren tijd aan de studie van Hoog Maleisch willen besteden M. i. neen. Slechts weinigen is hot gelukt het practisch bruikbare van het Hoog Maleisch aan te toonen, een Graafland kon door zijn prachtige toespraken de Amboineezen tot gek wordens opwinden, doch ware dit met zijn rede naarstalent ook niet met wat lager Maleisch verkregen geworden P De meeste soldaten zijn weinig geschoold en een toespraak heet bij hen al spoedig „aloes", wanneer enkele klinkende woorden als „memberikanlah" en dergelijke er handig in worden gevoegd. Gelukkig kan ik op een goeden steun wijzen: In de Hollandsche ver taling van zijn verzameling Maleische handschriften komt prof. Gonggrijp in een noot op tegen het ten onrechte met minachting behandelen van het zoogenaamd Laag Maleisch. Het boek van Plat dreef in de laatste jaren de geleerdheid op en 't is treurig te hooren, hoeveel kostbaren tijd de adspiranten voor het examen Iloogere Krijgsschool thans aan die bij uitstek onpractische (Hoog Maleische) taal besteden. Mogen deze regelen er iets toe kunnen bjdragen de vooropstelling van dat voor ons op de K. M. A. reeds zoo gehate Hoog Maleisch te doen wegvallen en ook hier sleur te doen wijken voor practischen zin. Waar men thans ook buiten Atjeh met kleine colonnes voor meerdere dagen uitrukt, zal het vraagstuk van uitrusting van den troep meer dan ooit ter sprake komen, zoomede ook dat van do verpleeg wijze. De beide verpleegwjzen: gezamenlijk menagevoeren en koken door den man zelf moeten dus aan de eisehen van de practijk getoetst en onder ling vergeleken worden. Do laatste methode wordt nu bij 2 veldbataljons op Java beproefd en met spanning zie ik het resultaat tegemoet voornamelijk, omdat hier in 't kamp der deskundigen juist op dit gebied zulk een verschil van meening bestaat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 636