769 Het aantal springstukken hangt af van het projectielgewicht. Bij de moderne G.K. bedraagt het kogelgewicht 50 °/0 van het gewicht van het projectiel (6.4 7.2 KG.) Daar de kogel 10 a 11 Gr. weegt, komen op 1 KG. projectielgewicht gemiddeld 45 kogels. Bij de gewone ring G. (7 KG.) verkreeg men 150 springstukken van 13—14 Gr. gewicht of op 1 KG. projectielgewicht 21 scherven. Bij de brisante stalen G. (4.3 tot 7.1 KG.), vulling enz. bij Krupp, worden scherven van verschillende afmetingen verkregen, waar van er op 1 KG. projectielgewicht—bij scherven van minstens 100 Gr., van minstens 13 Gr. en van minstens 10 Gr. achtereenvol gens 0.94,16.7 en 21.4 voorkomen. Voor een G. van 6.8 KG. (Duitsche veldkanon 1896) kan men dus rekenen op 135 werkzame scherven. Bij de 5 c.M. G. van von Reichenau kan men dan hoogstens op 42 werkzame scherven (minstens 10 Gr.) rekenen, hoewel de gene raal in zijn brochures spreekt van 100 scherven; hij heeft dan ech ter scherven van 5 a 6 Gr. medegeteld. De schrijver komt tot het besluit, dat de G. K. bij het springen 2 maal zooveel werkzame scherven oplevert als de gewone en de brisante G.. Omtrent sub 2° berekent de schrijver, dat fouten van 25 M. in de ligging van het trefpunt grooten invloed uitoefenen op de wer king van de brisante G. en zoo goed als niet op die van de G. K.,- waaruit hij de gevolgtrekking maakt, dat bij het veldgeschut de G. K. niet door de brisante G. te vervangen is; en omtrent sub 3® zegt hijterwijl de G. K. springt alvorens den bodem te bereiken, springt de brisante G. onmiddellijk na aanraking daarmede en de gewone G. 2 a 3 Meter achter dat punt. Bij zachten bodem, dan wel als het projectiel met het terrein een hoek van minstens 10°15° vormt, dringt de G. meer of min der in den bodem, waardoor een groot deel der scherven geen uitwerking kan hebben. Springt een brisante G. in omgewerk- ten bodem, dan hangt de uitwerking veelal van het toeval af. Treft zij bv. den bovenkant van een aardkluit, dan kan de werking zeer gunstig zijn. Treft zij daarentegen het onderste deel, dan is de uitwerking dikwijls zeer gering. Bevindt zich het doel aan gene zijde van een terreinverheffing, dan is uitwerking alleen mogelijk wanneer de terreinhelling daar kleiner is dan de invalshoek van het projectiel. Het inschieten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 147