636 - Alleen, wanneer deze in elk zijner meerderen een geestelijke superioriteit kan ontdekken, zal, zooals gezegd is, de wil om te gehoorzamen gelegenheid hebben zich te doen gelden, en de prikkel ontstaan, die tot bevelsopvolging aanzet, en tot een zui vere plichtsbetrachting leidt. Zoolang deze prikkel werkt, is,het dwingen tot lijdelijkheid overbodig, en kunnen alleen nog de lagere wilsuitingen (de gewoonten, neigingen en hartstochten) oorzaak zijn van verzet. Werken deze uitingen echter mee. en belemmeren zij dien prikkel in zijne functiën derhalve niet, dan zal een met liefde volbrengen van den gegeven last mogelijk wezen, en tevens de weg om tot zelfverloochening te komen gebaand en geëffend zijn. Het is dus voor een leger van het hoogste belang, dat daarin geen meerderen worden opgenomen, die zich niet als zoodanig kunnen doen gelden, m. a. w. zich niet kunnen verheffen bo ven den kring hunner inferieuren, waarover zij gesteld zijn. De vraag, wat van elk der verschillende categorieën van meerderen moet worden geëischt, om van de hierbedoelde superioriteit zoo goed mogelijk verzekerd te blijven, is daarom een der gewichtigste op legergebied, omdat van de wel of niet juiste beantwoording de toepassing der krijgstucht geheel afhankelijk zal zijn. En niet het minst is dit het geval, waar het de meerderen uit de onderste lagen der militaire gemeenschap, de onderofficieren en korporaals, be treft. Zij toch vormen een zóó groot aantal, en daarom van het gansche legerorganisme een zóó gewichtig deel, dat elke slechte of verkeerde functie hiervan voor het geheel de noodlottigste gevolgen moet hebben. Want, al mag men in den tegenwoor- digen tijd de officier in alle opzichten als de onderwijzer en de opvoeder beschouwen, en hem dus berekend achten voor de taak, de bovenbedoelde lagere wilsuitingen in het goede spoor te leiden en te houden met het oog op het groot aantal inferieuren, dat hij te vormen, en de veelzijdige plichten, die hij als officier even eens te vervullen heeft, zal dit natuurlijk niet anders dan met behulp van het kader kunnen geschieden. Bovendien zijn het steeds de onderofficieren en korporaals, die door hun meer on middellijke aanraking met den troep in de gelegenheid komen dezen van nabij te leeren kennen, en zij zijn daarom de aange wezen personen, om den soldaat bij den dagelijkschen omgang te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 14