777 weer ten duidelijkste. In den omtrek van het garnizoen althans, moet elk officier, elk man kader en liefst ook de mindere man 't kleinste paadje kennen. Schoon hiervoor niet de plaats, wil ik er toch even op wijzen, dat er veel gepraat en bedisseld wordt over stellingen tegen den B. V., de terreinen waar hij verwacht kan worden enz. Ware het niet meer dan wenschelijk de troepen in die terreinen te oefenen tot ze er geheel thuis zijn, en waar dit onbereikbaar is, althans door de officieren, die hij zulke gelegenheden allen van een paard zouden moeten worden voorzien, de terreinen te doen verkennen, waar zij later zullen moeten optreden? Natuurlijk voorloopig alleen voor zooverre die, veelal slechts legendarisch bekende, stellingen en terreinen van uit het garnizoen met niet te veel moeite te bereiken zijn. Velen zullen het onoordeelkundig optreden in bedekte terreinen misschien verontschuldigen door te zeggen, dat we slechte schut ters moeten verwachten, vooral hij ons optreden tegenover een I. V. Daargelaten dat we hierop niet mogen rekenen, waar sehietop- leiding meer en meer op den voorgrond treedt, zullen de factoren die men in het oog moet houden tegenover goede schutters, altijd, schoon in mindere mate, van kracht blijven, ook tegenover slech tere schutters. Als episode vermeld ik, dat een sergeant van de infanterie, met een patrouille verdwaald, zich bij den artilleriecommandant ver voegde met de vraag, of hij zich onder de bescherming van de ar tillerie mocht stellen. Als die man met een troep als dekking dier artillerie ware aangewezen, zou hij wel een juiste opvatting van zijn taak hebben gehad. Ik geloof dat de militaire wielrijders hunne bruikbaarheid in het Indische terrein, althans in zekere gedeelten, voldoende bewezen hebben. Van hun optreden, dat evenals dat van de cavalerie natuurlijk meestal op grooteren afstand plaats vond, kon ik als artillerist niet veel zien. Ten aanzien van de cavalerie doet het me genoegen te mogen boekstaven, dat zij nog steeds dezelfde doodsverachting koesterde, die men haar bij manoeuvres van ouds her toeschreef, en die we niet twijfelen dat zij in werkelijkheid heeft. Mij niet willende mengen in den strijd omtrent cavale- rietactiek geloof ik toch, dat men den heer Boon in zijne bro chure wel zal moeten toegeven, dat ook de cavalerie haar groote

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 155