637 onderrichten en te leiden. Hun optreden kan dus voor de op voeding van den soldaat niet zonder gevolgen blijven en van de wijze, hoe dit optreden geschiedt, zal het afhangen, of zij het leger tot schade dan wel tot zegen zullen zijn, aangezien hier het bestaan van een middenweg niet te veronderstellen valt. Daar de handelingen van het kader voor een zeer groot deel vallen buiten den invloedssfeer der officieren, dient elk onderof ficier en korporaal zoodanig te zijn onderlegd, dat hij, bij het vei vullen van zijn plicht als meerdere, zelfstandig weet te handelen. Bij het beoordeelen, wat ten deze noodzakelijk is, zal het belang van den dienst tot leiddraad moeten strekken, en komen we als van zelf tot dezen eisch: ook de laagst staande meerdere moet, wil een juiste toepassing van de krijgstucht gewaarborgd wezen, de orde kunnen handhaven. Hoe eenvoudig en duidelijk deze eisch nu ook in elk militair oor moge klinken, wij meenen, dat tot op den huidigen dag nog niet zoo bijzonder helder voor oogen staat, hoe en waardoor die handhaving dan wel mogelijk, en voor den mindere het minst drukkend kan worden gemaakt. Het wil ons n.l. toeschijnen, dat zij nog maar al te veel wordt gezocht .in het houden van „serieuse" inspectiën, en te weinig in het aankweeken van liefde voor orde door de officieren, en het geven van een goed voorbeeld door de onderofficieren en korporaals. En, waar we het hier over de laatsten hebben, daar dient de vraag te worden gedaan, of er bij de tegenwoordige kaderoplei ding met deze onze zienswijze wel rekening wordt gehouden. Het komt ons voor van niet. Immers, in stede van den man te onderrichten en terecht te wijzen bij het orde houden, om daarna ter aanschouwing en als resultaat te wijzen op eigen voorbeeld en werk, meent thans vrij wel ieder onderofficier of korporaal het zwaartepunt van zijn plicht uitsluitend te mogen zoeken in het controleeren zijner inferieuren, liefst nog wei met deneven- gedachte, om elke gevonden afwijking van de voorgeschreven orde onmiddellijk ter kennis van hooger autoriteit te brengen, dus zonder het moreele besef, dat, waar hier de man te kort schoot, dikwijls de chef, d.i. hij zelf, als verantwoordelijk moet worden beschouwd. Bij het vermelden van deze verkeerde opvatting betreffende het handhaven van orde, stellen we er prijs op in 't bijzonder

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 15