638
de aandacht te vestigen op dat besef, omdat het gemis hiervan
zijn nadeeel doet gevoelen overal, waar meer het voorbeeld
dan wel de controle van het kader als noodzakelijk moet wor
den geacht. Het spreekwoord: een goed voorbeeld doet goed
volgen, is vooral van groote beteekenis daar, waar hij, die vóór
gaat, maar weinig geestelijk overwicht tegenover hem, die te
volgen heeft, in de weegschaal kan leggen, en het zou om deze
reden hoogst wenschelijk zijn, de zooeven aangehaalde spreuk
onuitwischbaar te griffen in elk der wanden van de kaderschooh
Als van zelve zou zich alsdan daarbij aansluiten de verklaring,
wat voor het geven van een goed voorbeeld een eerste vereischte
is, n.l. het innerlijke besef, om eerst zelf naar beste weten zoo
goed en volledig mogelijk een zekeren plicht te kunnen volbren
gen, alvorens het zedelijk recht te hebben, dienzelfden plicht aan
anderen te mogen opleggen, of de uitvoering er van te controleeren.
Werkelijk moet het als een niet geringe fout in onze kader
opleiding worden beschouwd, dat men daarbij meer uitgaat van
het denkbeeld om controleurs dan om voorgangers te kweeken,
en, 't kan zijn, dat het niet zoo bedoeld wordt, maar inderdaad
zijn verreweg de meesten van onze onderofficieren en korporaals
daarom meer bedillers dan leiders, meer despotische heerschers
dan menschkundige chefs. Vandaar ook het vrij wel algeheel
gemis aan verantwoordelijkheidsgevoel, zoo hoogst noodig voor
ieder, die over anderen te bevelen heeft, en zonder hetwelk de
gezagsuitoefening niet anders dan scheef en onbillijk op den onder
geschikte kan drukken. Hier schuilt de fout, wanneer men zich
als compagniescommandant over het aanhoudend en te veel aan
brengen van allerlei kleine rapportjes, betreffende overtredingen
der minderen, te ergeren heeft. Het kader van die compagnie
geeft daartoe aanleiding; dit heeft geen juiste opvatting van
zijn plicht; oefent het gezag in verkeerde richting uit; beseft
niet de eigen schulddie er in dat vele fraudeeren der minderen is,
en schuift de voor de krijgstucht zoo nadeelige gevolgen op de
schouders van deD kapitein, die, immers vóór alles, het gezag
van zijn kader te steunen heeft.
En waar we het hier nog steeds hebben over den aan het ka
der te stellen eischde orde te kunnen handhaven, daar moeten
we er op wijzen, dat het zooeven besproken gebrek aan verant-