798
aan goed richten en nog veel minder aan het geleidelijk sluiten van den
(de) vinger(s).
Waarschijnlijk weegt het voordeel, dat beoogd (daarom nog niet ver
kregen) wordt met het gebruik van losse patronen, in verre niet op tegen
het nadeel, dat er door wordt veroorzaakt.
Zonder losse patronen richt de man bij de oefening even goed (slecht)
als met.
Hier worden natuurlijk niet bedoeld de oefeningen ingevolge 115
en 116 v/h. schietvoorschrift, die zeer zeker een groot nut hebben.
Men denke bij 't vorenstaande eens aan de recruten, die africhten en
die voor 't grootste gedeelte goed schieten.
Bijna nooit ziet men de geweren, nadat met losse patronen geschoten
werd, op het terrein direct uitpompen, zoodat meermalen geweren 4 a 5
uur daarna nog niet zijn uitgepomt. Dat het geweer dan moeilijker is
schoon te krijgen, zal ieder begrijpen.
De hoeveelheid koorden tot pompkoorden, die in het leger gebruikt
wordt, is verbazend groot.
Dit kan, hoewel het misschien ongerijmd klinkt, veel verminderd wor
den door per sectie één pompkoord te verstrekken, dat door de geheele
sectie wordt gebruikt. Ook het bezigen van een vast pompkoord op de
schietterreinen geeft veel voordeel.
In 129 v/h. schietvoorschrift staat, dat de man, na een schot gelost te
hebben, de houding van vaardig weer aanneemt en in die houding blijft
staan tot de aanteekenaar de waarde van het schot heeft aangegeven.
Deze tijdruimte is lang voor een schutter, en vermoeit in die mate, dat de
man onaangenaam gestemd wordt. Om dit te voorkomen (de laatste al-
van 120 zegt immers, dat de schietoefeningen den deelnemers zoo aan
genaam mogelijk gemaakt moeten worden), commandeert de onderwijzer
dan ook dikwijls: „roffel", en daarna weer: „maakt-vaardff?" en „lang
zaam vuren". (Het toepassen der vuren in staande houding zal wel uiterst
weinig voorkomen).
Zou het geen aanbeveling verdienen met dezen regel te breken en te
bepalen, dat de schutter na elk schot zijn geweer, na den haanpal te heb
ben omgelegd, kan afzetten, om, na het aangeven der waarde van het
schot door den aanteekenaar, weer door te gaan met vuren?
24 kan toch in zijn geheel gehandhaafd blijven, zoo dit noodig
mocht zijn.
Zelfs komt het voor, dat bij het prijsschieten reeds wordt gehandeld
als hierboven voorgesteld.
R.