821 aangeeft. Het aantal wordt wel niet bepaald gesteld, doch' allicht is men geneigd zoo'n getal als grondslag voor oefeningen, en voor de werkelijke plaatsbepaling aan te nemen, hetgeen,, zooals uit 't voorgaande blijkt, nooit tot een zuivere bepaling van het midden der batterij kan leiden. Is het midden bepaald, dan wordt op de kaart eene lijn ge trokken, loopende van de eigen standplaats naar het punt, dat het gemiddelde der peilingen aangeeft. Op deze wijze worden nu alle vijandelijke batterijen van uit die standplaats gepeild,, waarbij natuurlijk met de peiling van de eene batterij niet be hoeft te worden gewacht tot men met de andere klaar is. Bij in aanbouw zijnde batterijen peilt men het midden. Uitdrukkelijk wordt er in het voorschrift op gewezen, dat,, alvorens verder te gaan, op de kaart wordt aangeteekend waar men zich van de op dat oogenblik ingenomen standplaats ge zien denkt, dat de vijandelijke batterijen zijn gelegen (bv. vóór dat huis of achter die boomen). Er wordt nu een tweede opstelling, een 250 a 400 M. verder, ge zocht, van waar uit eveneens alle zichtbare batterijen gepeild wor den. De snijpunten der lijnen, twee aan twee uit beide standplaat sen getrokken, zullen dan, in verband met de aangeteekende ver moedelijke ligging, de plaatsen der vijandelijke batterijen aangeven. Bestaat er twijfel omtrent de plaats eener batterij, doordat men ,bv. een snijpunt krijgt in een terrein waar bezwaarlijk een vijan delijke batterij kan gebouwd worden, dan moet van uit een derde opstelling gepeild worden. De aldus verkregen uitkomsten moeten nu zoo spoedig mogelijk en langs den kortsten weg aan de auto riteit, van wie de plaatsbepaling uitgaat, toegezonden worden. Evenals de peilposten moeten ook de patrouilles melding maken van alle bijzonderheden, die door hen worden opgemerkt. Ten einde op eenvoudige wijze te kunnen aangeven waar een gepeilde batterij ligt, verdient het aanbeveling de kaarten door lijnen in de richtingen Noord-Zuid en Oost-West te verdee- len in vierkanten van bv. 500 M. zijde en deze vierkanten door nummers aan te geven. Verder is hierbij dan noodig een zg. plaats aanwijzer, zijnde een messingen winkelhaak, waarvan de beenen 1 d.M. lang) elk van een millimeter-verdeeling voorzien zijn,, met het nulpunt in het hoekpunt. (Zie fig. 8).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 199