642 dat men zich der noodzakelijkheid bewust is, eenig moreel over wicht te moeten vorderen. Anders, het zou dunkt ons juist in het leger het allereerst moeten worden opgemerkt, hoe door den overal in de burger maatschappij waar te nemen drang naar zedelijke vrijmaking van het individu de beginselen van onze militaire ondergeschikt heid het eerst en het meest in het nauw worden gebracht. In derdaad, het Indische leger moge, als zijnde geplaatst te mid den van exceptioneele toestanden, van dien drang uitwendig nog weinig bespeuren, elders, en met name in het Nederlandsche leger, rechtstreeks gerecruteerd uit een, wat men mag noemen: vrij volk, voelt men dien drang wel, en dikwijls maar al te pijn lijk. En, inwendig knaagt ook aan onze krijgsmacht de worm, want te gelijk met den Hollandschen koloniaal is ook diens zucht naar vrijheid en zelfstandigheid binnen geslopen, en deze is een niet voor redeneering vatbare, en een a tort et a travers door gevoerde dwangheerschappij doodelijk vijandig. Alzoo, zelfs de laagst staande meerdere moet door zijne oplei ding in het bezit zijn gekomen van eenig geestelijk overwicht op zijne inferieuren, en dit overwicht, het moet bij het kader niet alleen worden gezocht in meerdere verstandelijke ontwik keling, maar bovenal in betere karaktervormingen in een dieper moreel besef van elks plicht. Is men dit met ons eens, dan zal men ook gereedelijk toestemmen, dat deze opleiding niet in zijn geheel op de banken der kaderschool kan geschieden, maar meer moet worden verplaatst naar het werkelijke militaire leven, te midden waarvan die plicht moet worden vervuld, en dat moreel besef zich moet vestigen. Hier stuiten we dus op het grootste nadeel aan onze tegenwoordige kadervorming verbondenzij is op te weinig practischete veel op schoolsche leest geschoeid. Bij den troep, en nergens beter, kan het handhaven van orde, door mid del van een juiste uitoefening van het gezag, worden geleerd. Slechts voor datgene, wat betrekking heeft op, of in verband staat met de ontwikkeling van het denkvermogen en de meerdere phy- sieke geoefendheid, kan de kaderschool aansprakelijk worden gesteld, en niet zij heeft daarom schuld, dat de tegenwoordige onderofficieren en korporaals over het algemeen genomen nog slechte meerderen zijn, maar wel de meening, die bij de rege-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 20