832 zelfde wijze opgetreden als thans", daar men hiermede over het hoofd zou zien de zeer ten goede veranderde toestanden. De veeht- wijze van thans zou toen niet toe te passen zijn geweest. De tegenwoordige wijze van optreden past bij den toestand te Atjeh in het jaar 1903. Zeer zeker zal ook die toestand nog vele veranderingen ondergaan. Ik ben wat uitvoerig geweest, doch achtte zulks wenschelijk om duidelijk te doen uitkomen, dat men het officier noch soldaat mag aanrekenen, indien zij, kersversch te Atjeh komende, niet dadelijk geschikt zijn om volgens de daar als goed erkende wijze van optreden te handelen. In 't garnizoen is hun zulks niet geleerd... Naar dezen maatstaf zoude het ook onbillijk zijn om aan te nemen, dat de veldtroepen niet behoorlijk geoefend, niet voor hun taak berekend zijn. Dat zich bovenbedoeld euvel ook te Atjeh zelf bij de veldba- taljons kan voordoen, valt niet te verwonderen. Officieren en minderen bij de marechaussée worden getrokken uit de veldbataljons en garnizoenstroepen van Atjeh. Hiervoor wordt de beste stof gekozen: menschen, die reeds wat hebben me degemaakt en overigens uitmunten, ook wat hun physiek betreft. Deze worden over de verschillende brigades verdeeld, zoodat al komt er al eens een minderwaardige onder terecht zulks tot het gehalte der brigade weinig afdoet. Niet alzoo de compagnieën der veldbataljons; deze bestaan uit nieuw aangekomenen van buiten Atjeh, uit verwijderden van de marechaussée, die daar niet bruikbaar meer waren, en uit het overschietende, d. z. de nog niet aan de ndarechaussée overge- gevenen en de daarvoor niet geschikten. Dat deze overblijvenden,. nog wel de kern der compagnie vormende, niet van uitstekend gehalte zijn, blijkt reeds daaruit, dat zij nog niet bij de marechaus sée zijn geplaatst, ofschoon zij reeds zg. oude Atjehgangers zijn. Nog daargelaten de betere bewapening der marechaussée, groo- tere ijver verkregen door meerdere vrijheid en toelagen, het stelds te velde zijn, enz. enz., moet dit korps dus reeds veel grootere gevechtswaarde bezitten dan de veldbataljons. Deze gevechtswaarde van den een kan dan ook niet als maatstaf dienen voor die van den ander. Zij, die dien maatstaf aanleggen,, begaan een groote onbillijkheid tegenover die andere troepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 210