643 ling der kaderopleiding heeft voorgezeten, als zou, door het volgen van een cursus gedurende slechts weinige maanden op die school, de gansche vorming kunnen worden voltooid. De aangewezen plaats, om zoowel orde als gezag te leeren handhaven, is voor den aspirant-onderofficier of korporaal de com pagnie, en zijn natuurlijke leermeester in deze is de luitenant, die, met de huishoudelijke chambreebeslommeringen en den algemee- nen gang der soldatenopleiding van nabij bekend, en in de re geling van een en ander ten nauwste betrokken, het kader den weg moet wijzen, dien het te volgen heeft. Hij, de onmiddellijke chef, en tevens de man, door opvoeding en opleiding daarvoor berekend, moet het kader ten leidsman wezen, en niet dadelijk bij het verlaten der kaderschool, maar, indien daarna deze leiding van den luitenant voldoende heeft ingewerkt, eerst dan mag aan een aanstelling tot meerdere worden gedacht. De mogelijkheid bestaat hier, dat velen de schouders zullen optrekken, met de bewering op de lippenslechts weinig luite nants zullen daartoe in staat blijken. Mocht dit het geval zijn, en tevens de gegrondheid dier bewering bewezen kunnen worden, dan vragen we, aangezien we de noodzakelijkheid van de door ons aangegeven regeling ook dan nog bepleiten, aan wie de schuld, dat de tegenwoordige luitenants in het algemeen genomen voor die taak nog te zwak zijn? Is zij niet op haar beurt te zoeken, behalve bij de eenzijdige opleiding tot troepenofficier, aan de onderwijs inrichtingen in het moederland 1), bij de onmiddellijke chefs van de luitenants de compagnies- en korpscommandanten die immers door hun leiding het meest ten goede kunnen, en ook moeten bijdragen? Zoo is ook hier, evenals overal, het een het gevolg van het ander. Terwijl onze voorschriften maar altijd door een trapsgeioijze ondergeschiktheid prediken, kan men nog maar niet met juistheid beseffen, hoe met deze subordinatie in afdalende richting bij den mindere, een steeds hooger gaande verantwoordelijkheid bij den meerdere logisch verbonden is. Men moest toch, dunkt ons, inzien, dat, even zoo goed als de korps commandant den kapitein, en de compagniescommandant den luitenant tot leider moet kunnen zijn, ook deze laatste als pe- 1) Men leze ons opstel hierover voorkomende in de Mil. Spectator 1902 no. 9.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 21