881
a. "Wij zullen een zeeguerilla moeten voeren;
b. hiervoor is noodig een geheel ander type van schepen, dan die van
ons auxiliair eskader.
c. Twee schepen van dat eskader kunnen behouden blijven voor vlagver
toon en om indruk te maken op inlandsche vorsten: een in dienst, een in reserve.
d. Voor haven- en kustverdediging zijn noodig torpedobooten en vooral
onderzeesche booten 1).
Het type der onder b. bedoelde schepen wordt beheerscht door de
volgende eischen:
1. zoo klein mogelijk met behoud van goede zeewaardigheid;
2. weinig diepgang om de kusten dicht te kunnen naderen, alle ha
vens te kunnen binnenloopen, zich buiten bereik van diepgaande oorlogs
schepen te kunnen stellen en, met het oog oog op een inl. vijand, de
monding van groote rivieren zoo hoog mogelijk te kunnen opvaren;
3. groote snelheid, weinig kolenverbruik en groote kolenberging;
4 ruim en luchtig logies voor de bemanning;
5. niet te zware bewapening: eenige revolverkanonnen of soortgelijke
stukjes om bootaanvallen af te slaanenkele snelvuurkanonnen, die
granaten of andere explosieve projectielen in inlandsche versterkingen
kunnen werpen, de dekken van transportschepen kunnen schoonvegen en
manschappen van oorlogsbodems achter pantserplaten buiten gevecht kun
nen stellen; een enkel kanon om torpedobooten of torpedojagers onscha
delijk te maken; twee torpedokanonnen of een torpedolanceerinrichting;
6'. niet pantseren, doch de gevoelige plaatsen eenigszins beschermen;
7. een inrichting voor draadlooze telegrafie.
Na hetgeen wij hiervoren reeds omtrent het behouden der schepen
van onze auxiliaire marine mededeelden, kunnen wij over deze hervor
mingsplannen van Boeka ten opzichte der vloot kort zijn. Met hem ach
ten wij een uitbreiding van onze torpedovloot gewenscht, ja noodzakelijk,
terwijl wij als ze in onze tropische wateren te bezigen zijn even
eens veel waarde zouden hechten aan onderzeesche booten.
Yan een zeeguerilla met kleine schepen—als schrijver bedoelt—stellen
wij ons al zeer weinig resultaat voor. Het is daarom onnoodig verder
op het tijpe in te gaan, dat n. h. v. vele zeer tegenstrijdige eischen in zich
moet vereenigen.
Bovendien, als de schepen van ons auxiliair eskader behouden blijven,
zullen ons de middelen ontbreken nog die kleinere schepen aan te schaffen
en te onderhouden. Een andere vraag, die wij echter aan de bevoegde
autoriteit gaarne ter overweging aanbevelen, is de volgende:
Zou het geen zaak zijn voor onze koloniën op een z.g. Vrije vloot te
1) Schrijver beweert, dat voor de kosten van één schip type de Ruijter 10 onderzee
sche booten zouden zijn aan te schaffen; de juistheid hiervan kunnen wij niet beoordeelen.