882
rekenen (wij wijzen op hetgeen ter zake in Rusland en Japan bestaat).
Door het verstrekken van regeeringssubsidie zouden de Kon. Paketvaart
Mij., de nieuwe Japansche lijn en de Maatschappijen Nederland en Rot-
terdamsche Lloyd er zeker wel toe te brengen zijn om bij den bouw van
hunne schepen rekening te houden met den eisch, dat ze in oorlogstijd
als onbeschermde oorlogskruisers moeten dienst doen. Yoor een viertal
schepen der maatschappijen Nederland en Rotterdamsche Lloyd ware dan
het geschut in Indië op te leggen, terwijl dit mede zou moeten geschieden
voor de daartoe bestemde schepen der Kon. Pak. Mij, en van de Japan
sche lijn.
Hoogstwaarschijnlijk zou hier tegenover eenige bezuiniging te stellen zijn
door vermindering van het aantal schepen onzer Indische militaire marine.
Zijn betoog vervolgende, ontwikkelt Boeka zijn denkbeelden omtrent
s vijands optreden. Hij komt hierbij tot de volgende veronderstellingen
le. Een sterke vloot neemt bezit van een gewichtig punt, maakt van
daaruit de zeeën onveilig in afwachting van het aannemen van hoogstna-
deelige vredesvoorwaarden door onze Regeering.
2e. De vijandelijke vloot maakt zich meester van een havenplaats of
hoofdplaats aan de kust, waarachter een uitgestrekt, bijna geheel van verde
digingstroepen ontbloot, binnenland; door landingstroepen wordt het verzet
in het binnenland den kop ingedrukt en het gebied ingelijfd.
3e. De vloot hijscht de vlag op een aantal niet of slecht verdedigde
eilanden en handhaaft het bezit tot Nederland ze afstaat.
4e. De vloot beschermt een groote transportvloot, verzekert het aan
gevoerde leger een veilige landing op een slecht verdedigd punt van Java
en zorgt voor een ongestoorden aanvoer van versterkingen en voorraden,
die te voren op een niet te ver verwijderd punt verzameld zijn.
Daar de schrijver erkent, dat tegen ondernemingen, onder 3e bedoeld, ook
volgens zijn stelsel weinig te doen is, kan dit punt verder buiten be
schouwing blijven.
Hoewel Boeka voorts met anderen in een optreden als onder 4e bedoeld
het grootste gevaar ziet en dus mede van meening is, dat aan de verdedi
ging van Java veel zorg moet worden besteed, waarschuwt hij tegen te
hooge uitgaven voor kustverdediging aldaar, omdat volgens hem
landing op een onnoemlijk aantal punten mogelijk is, zoodat de op te rich
ten of reeds opgerichte kustverdedigingswerken ook van de landzijde be
hoorlijk beveiligd moeten worden. Yoorts is hij van meening, dat die aan
Java te besteden zorg nimmer er toe leiden mag om de andere deelen van
onzen archipel buiten beschouwing te laten. Kan de vijand zich toch zon
der slag of stoot van Borneo, Celebes of een ander eiland meester maken,
dan zal zijn koloniënhonger voor jaren gestild zijn.
Deze overweging, gepaard aan het door hem onder l0 en 2e verwachte