Met drie bijlagen.
(Vervolg van biz. 763 en slot.)
GROOT-ATJEH VAN 1 JANUARI TOT 20 APRIl 1896.
De dagen, die aan de opheffing van Senelop voorafgingen, waren
voor dien post niet zonder stoornis voorbijgegaan. Voornamelijk
uit Lam Bada was de post beschotenzoo werd den 15en April
door dat vuur een Eur. fuselier gewond.
De postcommandant van Anak Galoeng zond dagelijks kleine
patrouilles uit in den omtrek van zijn post, nu eens naar Sibreh
of Lam Paseh, dan weer naar kampong Anak Galoeng en hield
daardoor den vijand vrijwel op een afstand.
Ook Kroeng Gloempang en Tjot Rang dienden nog al eens tot
doelwit van 's vijands vuur.
Den 19en April waagde hij zelfs een aanval op de Z. face van
laatstgenoemde versterking, die echter met kartets- en geweer
vuur afgeslagen werd.
20 April was de dag, aangewezen om het programma van ophef
fing der buitenlinie te voleindigen.
De posten Kroeng Gloempang, Tjot Rang en Toengkoeb waren
nu aan de beurt.
Ten behoeve van het inrukken der eerste twee dienden de
communicatiewegen Tjot Iri Tjot Rang en Lam Permai
Kroeng Gloempang te worden vrijgemaakt en gehouden.
Daartoe werden drie zelfstandige colonnes gevormd, wier sa
menstelling hieronder is aangegeven.
Algemeene Staf:
Bevelhebber: Kolonel der Inf. J. W. Stemfoort.
Chef van den Staf: Luit. Kolonel b/d. gen. staf C. P. J. van Vliet.
Adjudant van den Bevelhebber: le Luit. Adj. F. J. Kroesen.
Dl. II. 1903. 59