Bijlage YI.
Afschrift. Extract uit het Begister der
Besluiten van den waar
nemend Gouverneur van
No. 159/11. Atjeh en Onderhoorighe-
den.
Kota Radja, den 26en April 1896.
De waarnemend Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden.
Gelezen het Gouvernementsbesluit de dato 5 September 1893,
No. 1 geheim, waarbij machtiging werd verleend om Toekoe Oe
mar onder den naam van Toekoe Djohan Pahalawan aan te stel
len tot Panglima Prang Besar van het Gouvernement van Ne-
derlandsch Indië, en de daarop gevolgde eedsaflegging en acte
van bevestiging, dd° 30 September 1893, alsmede dat van den
19en Januari 1896, No. 9, waarbij diezelfde persoon is benoemd
tot hoeloebalang van het landschap Lepong (Groot-Atjeh).
Gelet op het aan Zijne Excellentie den Regeeringscommissa-
ris voor de Atjehsche zaken Luitenant Generaal Yetter verzon
den Regeeringstelegram van heden No. 409, waarbij wordt te
kennen gegeven, dat Toekoe Oemar voornoemd in beide bovenge
noemde ambten dient ontslagen te worden alvorens tot eene
actie tegen hem, wegens het verlaten onzer zijde en daarop ge
volgde vijandige houding tegenover ons gezag, over te gaan.
Overwegende dat Toekoe Djohan Pahalawanniettegenstaande
hij den eed van trouw aan het Gouvernement heeft gezworen
op den 30en September 1893, in de laatste dagen van Maart
1896 onze zijde verlaten en eene vijandige houding tegenover
dat Gouvernement heeft aangenomen, blijkbaar uit het niet te
ruggeven van hem voor een bepaald doeleinde verstrekte gewe
ren en amunitie en het opwerpen van verschansingen en verster
kingen tegenover onzen post te Lam Djamoe, alsmede uit het feit
■dat verscheidene zijner volgelingen zich hebben aangesloten bij
de partij van verzet.
Overwegende dat de Regeeringscommissaris zijn voornemen
heeft te kennen gegeven om de operatiën tegen Toekoe Oemar
voornoemd te beginnen.