Bijlage VII. Afschrift. PROCLAMATIE. De Luitenant Generaal J. A. Yetter, Commandant van het Nederlandsch Indisch leger, Commandeur der Militaire Willems orde, .Ridder van den Nederlandschen Leeuw, Regeeringscom- missaris voor Atjeh en Onderhoorigheden. Geeft te kennen aan de hoofden en het volk van de 3 sagi in Groot-Atjeh dat hij thans gedwongen is den oorlog te gaan voeren tegen T. Oemar Melaboeh en zijn aanhang, omdat T. Oemar het Nederlandsch Indisch Gouvernement verraden heeft, vijandelijkheden tegen ons pleegt en de rustige bevolking daarin meegesleept heeft. T. Oemar die reeds bijna 3 jaren de Compagnie voor geld diende en eigen landgenooten bestreed, heeft mij nu weer herhaaldelijk aangeboden geheel Atjeh voor mij te bestrijden tegen grof geld, maar ik heb hem dat geweigerd. Want het Nederlandsch Indisch Gouvernement wil niet te doen hebben met zulk een persoon, die door niemand kan ver trouwd worden en die iedereen verraadt. Daarom bestrijd ik hem en zijn aanhang, maar geenszins de bewoners der VI en IY Moekims, als zij geen vijandelijkheden plegen. (w.g.) Vetter. Kota Radja, 27 April 1896.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 299