961 Bijlage 6. Militair Commando van Atjeh en Onder hoor igheden. No. 195. Koeta Radja5 December 1900. Commandementsorder. Ten einde administratieve moeilijkheden te voorkomen bij ver strekkingen als bedoeld in art. 292 van de regelen voor het beheer van het materieel bij het Departement van Oorlog, wordt bepaald: 1De voorloopige bewijzen of bons, waarop in spoed vereischen- de gevallen verstrekkingen van voorwerpen van kleeding en uitrusting plaats hebben, moeten geteekend zijn door de betrokken compagniescommandanten, voor de dadelijk noodige verstrek king door den colonne- of bivouakcommandant. 2. Verrekening dezer goederen moet plaats hebben bij de eerste verstrekking van goederen op officieele ontvangstbewijzen. 3. De autoriteit, die de machtiging heeft verleend, blijft, tot aan de verrekening, persoonlijk aansprakelijk voor de geldswaar de dier verstrekte kleeding. 4. Bij opmaking der processen-verbaal worden de aldus ver strekte voorwerpen van kleeding en uitrusting beschouwd als te ontbreken aan 's mans eerste uitrusting. De wd. Militaire Commandant (w.g.) ten Beoek. Bijlage 7. Militair Commando van Atjeh en Onderhoorigheden. No. 136. Koeta Radja13 Maart 1901. Commandementsorder. Naar aanleiding van een daartoe gedaan voorstel door den gew. intendant wordt bepaald: dat geene vivres aan de manschappen enz. mogen worden ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 339