974 gen, doet, na het bout portant afgeven van eenige schoten, dadelijk een klewangaanval en zit dan meestal midden tusschen den troep voordat deze tot tegenweer gereed is. Het op de aangegeven wijze marcheeren als eenden met éénen komt zelfs bij herhaling voor op de door ons aangelegde breede wegen en slingert men ook op die wegen onnadenkend voort, het slingerpaadje volgend, dat inlanders op dergelijke meest met gras begroeide wegen gewoonlijk hebben doen ontstaan. Aan het omschreven onoordeelkundig en slordig marcheeren moet van stonde af aan een einde komen. Ik verbied het marcheeren met éénen overal in de vlakte en ook in met alang-alang begroeid heuvel- en bergterrein, alleen in het met zwaar bosch begroeide gebergte, waar men genood zaakt is een enkel aanwezig pad te volgen, mag deze marsch- vorm worden toegepast. Verder behooren door patrouilles de geweren of karabijnen zoodanig te worden gedragen, dat men steeds tot onmiddellijke tegenweer gereed is en moeten derge lijke patrouilles steeds marcheeren op twee gelederen met den officier en het kader tusschen de gelederen in, in dier voege dat op het commando „haltde patrouille als t ware aaneengeslo ten staat met het front naar beide zijden en in de positie van vaardig gereed tot vuren. Op aanwezige paden loopen dan de patrouillecdtn. en het verdere kader, de manschappen op en kele passen daarnaast. De patrouillecdtn. steeds ongeveer in het midden der afdee- ling, het kader in de eerste plaats tusschen de manschappen aan het hoofd en aan den staart der patrouille. Aan H.H. korps-, divisie-, compagnies-en detachementscdtn. wordt opgedragen aan dezen marschvorm streng de hand te doen houden, opdat voorgoed een einde kome aan het met succes ondernemen van klewangaanvallen of leggen van hinderlagen door Atjehsche benden. De Civiel en Militair Gouverneur (w.g.) van Heutsz.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 352