980
woning 4e klasse, welnu dan maar weer twee ongehuwde luite
nants in die woning; de kapitein krijgt indemniteit, het gouver
nement lijdt geen schade en de rest is hij zaak.
Alles samenvattende kan gezegd worden:
le dat het gouvernement uit de gouvernementswoningen
tracht te halen wat er uit te halen is;
2e dat alle bestaande bepalingen herzien moeten worden en
eene nieuwe regelingwaarin alles wat op woningen betrekking
heeft moet voorkomenwelkom zal zijn;
8e dat die bepalingen moeten herzien worden met meer wel
willendheid tegenover de minstbezoldigden
4e dat wel aan één rechthebbende op eene gouvernementswo
ning eene woning van hoogere of lagere klasse kan worden aan
gewezen, doch samenwoning nimmer mag worden bevolen.
Ten slotte een enkel woord over „vergoeding."
Het zou vermoedelijk wel tot vreemde uitkomsten leiden als
nagegaan werd welke bedragen achtereenvolgens door de plaat
selijk (militaire) commandanten waren terugbetaald, omdat zij
de bestaande bepalingen niet „juist" hadden opgevolgd. Van
moedwil of kwade trouw kan natuurlijk geen sprake zijn en
daarom zou gevraagd kunnen worden of nalatigheid in het spel
kan zijn geweest, dan wel of wellicht juist de bepalingen tot
verkeerde gevolgtrekkingen aanleiding hebben kunnen geven.
Of deze laatste vraag ooit gesteld is, ik betwijfel het, doch
dat maar zeer zelden rekening wordt gehouden met de begin
selen, die bij het uitvaardigen van het Koninklijk Besluit van
27 Augustus 1880 no. 19 golden, zal wellicht niemand tegen
spreken. Daaronder toch rekenden de overwegingen
„dat de Gouverneur Generaal vergoeding zal opleggen, niet
bij het bestaan van het enkele feit dat aan den Lande scha
de is veroorzaakt, maar bepaaldelijk in het geval, dat de schade
aan plichtverzuim behoort te worden geweten";
„dat er o. a. gewaakt zal worden, dat er goede instructies
zullen zijn";
dat geen vergoeding zal worden opgelegd indien noch opzet noch
plichtverzuim kan worden verweten, maar de schade een gevolg
is van omstandigheden, onafhankelijk van de betrokken persoon