HET UNTFORIIVRAAGSTUK VOOR HET NED. IVD. LEGER. Het zien van een drietal Amerikaansche officieren in hunne practische kahki kleeding gaf mij aanleiding om mijn gedachten omtrent het zoo gewichtige uniformvraagstuk eens op papier te zetten. Is het toch niet meer dan ergerlijk, dat het Ned. Ind. leger met zijn eeuwenlange practijk in de tropen thans in de 20e eeuw nog een zoo bij uitstek ondoelmatige en leelijke kleeding heeft? Donker van kleur, een jas zonder zakken, hinderlijke versieringen die geen versieringen mogen heeten, een helmhoed die nooit goed past en die den nek noch het gezicht voldoende beschermt tegen de zonEn dat het geheel verre van sierlijk en krijgshaftig is, daarover is men het.toch wel algemeen eens; onze Kromo vooral in zijne uniform lijkt meer op een verkleeden aap dan op wat anders. Bovendien ziet men door de toegestane vrijheden de meest uit- eenloopende combinaties van uniformdeelen. Yan die te velde zal ik maar niet spreken, daar lijkt een afdeeling soms meer een samengeloopen bende dan een geregelde troep. Maar ook in het garnizoen ziet men bij de infanterie de wielrijders in zg. Atjeh- jas, de officieren gedeeltelijk met attila, gedeeltelijk met Atjeh- jas; bij de cavalerie en artillerie deze beide tenue's met rijkappen, rijlaarzen, slobkousen of lange pantalon. Ik zag onlangs vijf officie ren eener batterij bij elkaar staan, die allen in denzelfden dienst verschillend gekleed waren! Zoo iets is toch te gek. Het is dus dringend noodzakelijk dat in deze zoo spoedig mogelijk een afdoend goede verandering komt. Nu wij niet zijn voorgegaan, moeten wij slechts anderer voorbeeld volgen. Naar men zegt is reeds sinds meer dan een jaar een nieuwe velduniform van blauw drill voorgesteld; het model moet hier of daar op een bureau liggen! Men hoort er thans niet meer van en met de bekende vlugheid van afdoening van zaken bij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 407