1038 dankbaar ben ik den bewerker voor het volbrengen dier moeilijke taak, wat mij in staat stelt al wat op elk artikel betrekking heeft (zonder dat lastige en tijdroovende zoeken) op te slaan. Zoo zegt dan Art. 45 M. Sr. wie onder militairen worden ver staan; Art. 72 Kr.: dat de uitdrukkingen in de wet op de krijgs tucht dezelfde beteekenis hebben als die in het wetboek van militair strafrecht, en bovendien dat Art. 49 M. Sr., handelende over vreemde militairen, uitgebreid wordt tot het geval, dat die zich aan bepaalde krijgstuchtelijke vergrijpen schuldig maken. Voor alles wat hierop weer betrekking heeft dient de verwijzing: M. Sr. 45—60. Met deze uitweiding neem ik van het eenige artikel van I af scheid. II. Krijgstuchtelijke vergrijpen. Art. 2. zegt welke de „vergrijpen" tegen de krijgstucht zijn, waaruit dus moet worden afgeleid wat „krijgstucht" is! „De krijgstuchtelijke vergrijpen worden gesplitst in 6 categoriën „lo alle niet in eenige strafwet omschreven feiten, strijdig „met eenig dienstbevel of dienstvoorschrift, of" (en nu komt weer het eeuwig rekbare!) „onbestaanbaar met de militaire „tucht of orde; „2o de feiten omschreven in een zes en twintigtal artikelen „(voor tijd van vrede) en 'n vijftal (voor tijd van oorlog) van „het wetboek van militair strafrecht (hieronder vallen: de op zettelijke ongeoorloofde afwezigheid e. a.) en wel: „indien het begane feit, naar het oordeel van den tot straffen „bevoegden meerdere, tot wiens kennis het is gebracht of aan „wien de verdere behandeling der zaak wordt opgedragen, van „zóó lichten aard is, dat de zaak buiten strafrechtelijke behan deling kan worden afgedaan" 1) M. Sr. Wetboek van militair strafrecht. Kr. Wet op de krijgstucht. R. v. Kr. Reglement van krijgstucht voor de landmacht. A. O. Algemeene order. Art. Artikel, v. en volgende.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 416