1049
te hebben. Geen soldaat, soldatenvrouw of kind, die niet wat
goeds van vadertje weet te vertellen, want allen hebben ze wat
goeds van hem ondervonden! Maar bij al die goede hoedanig
heden heeft vadertje één slechte: hij drinkt van tijd tot tijd
wel eens 'n borreltje te veel zoo noemen de kameraden wat
de strafoplegger heet: maakt „periodiek" misbruik van sterken
drankHij is daarvoor en dat wel lijnrecht in strijd met de
A. O. 1871 No. 52 1) vermaand en berispt (laat ik het kind bij
den naam noemen: gepardonneerd), heeft beterschap beloofd,
maar is telkens weer in dezelfde fout vervallen. De comman
dant voorziet een voorstel tot „verlaging"; maar bij dat voorstel
behoort, overeenkomstig de thans bestaande bepalingen. .een
zwart strafhoek 2).
En als vadertje nu weer gezondigd heeft en den volgenden
dag nuchter op 't rapport staat voelt hij, en met hem heel de
benting, dat de krijgstucht „in al hare gestrengheid" zal worden
toegepast. Met gebogen hoofd verlaat hij het bureaustilzwij
gend „verkleedt" hij zich in eigen kleine woning, angstvallig
door het gezin gadegeslagen.
De korporaal van de week haalt hem af en vadertje „dwaalt"
in de provoost. De weg daarheen is verlaten ook een soldaat
weet wat kieschheid eischt.
En in zijn celmaar dat behoef ik niet te zeggen, want
als „onder 't luchten" vrouw en kinderen nadersluipen om va
dertje te zien of gestolen 'n woord te wisselen, dan wordt 't
hem weer te machtig en hij vraagt den schildwacht: „doe de kast
maar liever toe!"
De krijgstuchtelijke straffen voor mindere militairen mochten
zijn:
1) Elk chef is verplicht het overmatig gebruik en misbruik van sterken drank onder
iederen vorm en in eiken graad van dronkenschap, onder welke omstandigheden ook,
bij elk militair, zonder onderscheid van graad, nimmer te verschoonen en steeds ten
strengste te straffen.
2) Door den commandant van het leger is bepaald, dat manschappen versierd met de
medaille voor trouwen dienst in den loop van een en- of reëngagement. niet voor de eerste
maal gedurende dat verband in de 2e klasse van militaire discipline mogen worden ge
plaatst, wanneer zij in het onmiddellijk voorafgaand tijdsverloop van één jaar niet minstens
driemaal cachot of provooststraf hebben ondergaan, te rekenen over de straffen, die niet
zijn doorgeslagen (A. O. 1891 No. 61).