1050 a. b. c. d. e. f. als bij de onderofficieren. g. plaatsing in een tuchtklasse, en de bijkomende straf: inhouding van soldij. Art. 6, 7, 8 en 9. zijn bij de behandeling van het voorgaande reeds besproken. Ik sla ze over, evenals volgende artikelen, die in 't zelfde geval verkeeren. Art. 10. „Wanneer aan boord de straf van streng arrest moet worden „ondergaan buiten de cel, kan de mindere in't belang der tucht „geboeid worden. „Het boeien geschiedt aan de handen voor het lichaam al of „niet met eene boeistang aan éen voet. „Kromsluiting, sluiting met de handen op den rug en sluiting „van handen en voeten aan elkaar zijn verboden". Ik haal dit op de zeemacht toepasselijke artikel aan om iets over boeien in 't midden te kunnen brengen. Boeien als straf is vervallen. Toch kan het noodig zijn tot handhaving van tucht en orde van de boeien gebruik te maken. Een woesteling, gevaarlijk voor zijn omgeving, zal moeten wor den geboeid,. Maar het „ijzeren beslag" verhoogt dat gevaar, waarom het binden met een slendang van de handen op den rug en de voeten bijeen eerder aanbeveling verdient. Is de aanleiding tot boeien voorbij, dan wordt aan de handen en voeten de vrijheid teruggegeven. Art. 11. geeft den commandeerenden officier bet recht om wijziging te brengen in de plaats waar en de wijze waarop de straffen van verzwaard en streng arrest zullen worden ondergaan, indien de omstandigheden dit noodig maken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 428