1068 op de beide compagnieën infanterie onder zijne bevelen in den Zuid- en Westrand van Kebajoran achter den hoogterug ten W. daarvan te ontwikkelen en 's vijands stelling onder vuur te nemen. Op deze wijze verkrijgt hij door persoonlijke waarneming en door de inmiddels binnenkomende berichten van de cavalerie voldoende gegevens om zijne verdere handelingen te bepalen. Hierdoor toch weet hij, dat de vijand zich in hoofdzaak aan weerszijden van de spoorbaan ten N - van het landhuis Pondok petoeng heeft opgesteld en ook Tanah koesir- N. heeft bezet. Daarop grondt hij het volgende gevechtsbevel: Gevechtsbevel. De vijand heeft eene stelling ingenomen, front naar het Noord oosten, tusschen de kali Pasanggrahan en kampong Tanah koe sir- N. Ook deze kampong is door hem bezet. Hij zal daaruit verdreven worden, waartoe de hoofdaanval zal worden gericht tegen zijn rechtervleugel. Yoor de uitvoering daarvan wordt bestemd het 20e Bat. inf., waaraan de le sectie genietroepen wordt toegevoegd. Deze afdeelingen zullen nabij Tanah merdika de Grogol over gaan, zich vervolgens bij kg. Djati Zuidwaarts wenden en gedekt door de kampongs Goenoeng en Doekoe naar Tanah koesir- N. oprukken. In front zal de vijand worden bezig gehouden door twee com pagnieën 10e Bat. inf. en de afdeeling wielrijders, die in de hun aangegeven stelling in den Zuid- en Oostrand van kg. Kebajoran en achter den hoogterug ten W. van die kampong zullen ver blijven. Deze afdeelingen zullen zich niet meer aan 's vijands vuur blootstellen dan tot bereiking van het doel noodig is. De artillerie zal den aanval voorbereiden en stelling nemen nabij Kebajoran ilir. De cavalerie zal ten O. van Paninggaran- O. gedekt worden opgesteld, en door patrouilles de kali Pasanggrahan en den weg landhuis Gandaria Petjandran doen waarnemen. De reserve (1 comp. 10e Batinf.) stelt zich op bij den vier sprong in kg. Kebajoran.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 446