675 gedeeld, ten einde zoo gauw mogelijk de voor het verrichten van den weekdienst vereischte hoeveelheid maleisch te kennen. Deze aanschrijving teekent den toestand, die tot nog toe in ons leger heerschte vrijwel. Het verrichten van den weekdienst! Zie daar bij uitstek het gewichtige van den dienst van den troepen luitenant. Dat er bovendien weinig kracht zou uitgaan van het inlandsche peloton, dat als instructeur tegenover zijn pelotons- Gt.-leerling optrad, werd blijkbaar een gering bezwaar geacht. De weekdienst, ziet ge, als die er maar niet onder lijdtDat men bij het uitgeven van vivres tegen den keukenkoelie kan zeg gen: „Ikan kring doewa bias kilo stengah," dat is toch maar je ware! En als de eene leerling-luitenant het kon, dan ging hij weg en kwam er een andere voor in de plaats, ook om Maleisch te leeren. Hecht men zooveel aan dat Maleisch, waarom dan niet een ieder genoodzaakt na éénjarig verblijf in de kolonie een examen daarin af te leggen? De 2de aanschrijving bevatte den last bij de inlandsche pelo tons die luitenants in te deelen, die daarvoor door kennis van de landstaal het meeste geschikt waren. Uit den aard der zaak waren dit in den regel de oudere luitenants. De bezwaren hiervoor voerde ik reeds aan in mijn betoog over het gemengde peloton. De compilatie-comissie hield met deze aanschrijvingen geen rekening en copieerde maar weer lustig uit het Nederlandsche reglement. Er moest immers overeenstemming zijn! 1) 2 bepaalt, dat de pelotons naast elkander staan zonder tus- schenruimte. Op de parade is het ook zoo Ik vraag mij echter steeds met verbazing af, of de compi latoren dan nooit verder hebben gedacht dan aan stilstaande cavalerie op de tabula rasa van den Salatigaschen Bult of het Waterlooplein. De opstelling in orde van linie toch zal op het gevechtsveld 1) Tot recht begrip van deze zaak zij er opgewezen, dat door de 2de aanschrijving de le natuurlijk verviel. Schrijver spreekt dan ook terecht van een toestand, die in ons leger heerschte en die men thans rekenen mag tot het verleden te behooren. De 2e aan schrijving is van veel later dagteekening dan het werk der commissie, die daarmede dus geen rekening kon houden. Redactie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 53