ONS TOEKOMSTIG BERGGESCHUT. Verschillende omstandigheden hebben mij belet den heer Blits eerder op zijne bestrijding van mijne artikelen omtrent de ver wapening der bereden artillerie te antwoorden en inmiddels heeft de redacteur van dit tijdschrift zich genoopt gezien een slagboom neer te laten, teneinde den stortvloed van bijdragen omtrent dit gewichtige onderwerp te stuiten. Nu die boom ten mijnen be hoeve even wordt opgelicht, maak ik daarvan dankbaar gebruik om den heer B. in 't kort te beantwoorden. Ik ga hierbij niet in op de bewering scherper klinkende dan misschien bedoeld werd als zou ik „gevolgtrekkingen maken tegen eigen over tuiging in". De heer B. maakte bij het neerschrijven dezer woor den zelve eene gevolgtrekking, die, mocht zij op zijne overtuiging berusten, verder op geenerlei bewijs gegrond is. De heer Blits en trouwens de overgroote meerderheid der artilleristen, wier meening ik mocht vernemen is het met mij eens, dat de pom-pom tegen den I. V. onmisbaar is. Ik constateer dit met te grooter genoegen, omdat de Min. v. Kol. bij de be handeling der Indische begrooting voor 1903 in de Tweede Kamer uitdrukkelijk verklaard heeft, dat het Indische leger georgani seerd is en wordt met het oog op het bestrijden van den I. V. Pom-poms moet de bereden artillerie dus in de eerste plaats bezitten. Voorts zal men wel met mij van meening zijn, dat ter versterking van den weerstand, die ons veldleger aan een B. V. vermag te bieden, veldgeschut onmisbaar is. Dus: de bereden artillerie bezit al minstens twee soorten geschut nl. pom-poms en veldgeschut. Nu zou de heer B. daaraan nog een derde soort, een bergkanon, willen toevoegen, terwijl nummer vier, de veld- houwitser, reeds in aantocht is. Over de nadeelen, verbonden aan het vermeerderen van het aantal geschutsoorten bij de bereden artillerie, zal ik wel niet behoeven uit te weidenzij liggen voor de hand en zijn zoo talrijk, Dl. II. 1903.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 557