1179
NAAM
7 c.M. K. A
7.5
4.373
77—80
15
260
Ind. proefbergkanon.
7
5
215
11
275
8 c.M. St. (Ned.).
8.4
7
166
16
460
Ind. proefveldkanon.
7
5.3
235
11
440
Schneider-Canet C/01
7.5
6.5
240
11.42
550
Krupp C/01
7 5
6.5
312
11
515
Ehrhardt C/03
7.5
6.5
287
11
500
De Vo heeft een overwegenden invloed op de diepte van de
werkingssfeer. De heer Blits wenscht de kleine V0, die het nood
zakelijk gevolg is van de betrekkelijk geringe lengte van een
bergkanon, te veronzijdigen door het gewicht van den G.K.
kogel te vergrooten tot 13 gramhet aantal kogels zal dan dalen
tot 182. Zoodoende zou de dieptewerking wel grooter worden,
doch daarentegen de trefferdichtheid veel te gering zijn. Dit
middel helpt dus zeker niet.
Een bergkanon zal dus belangrijk meer munitie noodig hebben
dan een veldkanon om een zelfde strook onder vuur te kunnen
nemen. En juist die grootere hoeveelheid munitie is niet mee
te voeren. Wanneer men bedenkt dat de Fransche ve/dartillerie
300 schoten per stuk medevoert, zal men mij wel toegeven,
dat dit getal voor een bergkanon, dat dezelfde schietmethode
toepast, veel te gering is. Tegenwoordig draagt een munitiedraag-
dier 70 K.G. netto; dit komt overeen met ongeveer 11 schoten
voor het proefberggeschut, doch stel nu maar, dat ten gevolge
van betere verpakking één dier 12 schoten draagt. Dan heeft
men, om een nog onvoldoenden voorraad van 300 schoten mede
te voeren, per stuk noodig 25 munitiedraagdieren. Daarbij komt
nog, dat berggeschut met kanonterugloop (het eenige waarbij de
vuursnelheid groot genoeg is om de gewenschte wijze van vuren
te kunnen toepassen) zonder schild 5 muildieren voor gedragen
vervoer behoeft. Totaal heeft de sectie dan voor het vervoer
van materieel en munitie noodig 10 muildieren en 50 paarden, te
gen 6 muildieren en 12 paarden per sectie van het oude type.
Nu moet de heer Blits me eens voorrekenen waar hij het geld
Kaliber
in c.M.
Gewicht
G.K.
in K.G.
Ko<
aantal
*els
gewicht
in gr.
Vo
in M.