1180
voor eene dergelijke uitbreiding vandaan wil halenhij tome in
's hemelsnaam niet aan het getal van 300 schoten per stuk. Nog
steeds gelden de woorden van Hohenlohe: „Mit Munition ist die
Artillerie im offenen Terrain in Front unüberwindlichohne Mu
nition ist sie blosz Ballast für den Freund, Trophee für den Feind."
In verband met den munitievoorraad, die eene bergbatterij ooit
zal kunnen meevoeren, is het volgen eener moderne schiet-
methode ondoenlijk. Ik moet hier wederom aan de woorden
van den Italiaanschen kolonel Allason herinneren, dat het ge-
heele systeem der tegenwoordige Fransche .veldartillerie logisch
uitgedacht is, dat alle deelen bij elkaar hooren en dat het niet
voordeelig is één deel niet en een ander wel te copieeren. Kan
men de schietmethode niet volgen, dan is ook de kanonterug
loop onnoodig, zoodat men ten slotte komt tot eene zeer beperkte
keuze: nl. öf' eene pom-pom öf een bergkanon met hoogstens
veerspooraffuit, dus zonder eigenlijk snelvuur. Mijns inziens kan
de keuze nu niet moeilijk zijn, vooral indien men bedenkt, dat
we de pom-pom reeds bezitten voor den strijd tegen den I.Y.
Toch zal het velen, die opgegroeid zijn in G.K. vereering,
moeilijk vallen voor een granaatvuurmond te beslissen. Hun
zou ik de reeds veelvuldig aangehaalde woorden van gen. von
Reichenau willen toeroepen: „Wenn trotz alledem die jetzige
Generation der Granate mit Misstrauen begegnet, so mag daran
erinnert werden, dass im letzten deutsch-französischen Kriege
schon die Pulvergranate sich als ein aussclilaggebencler Faktor
erwiesen hat. Die Granate war das einzige Geschoss der deut-
schen Artillerie und wenn was ausser allem Zweifel steht
die deutsche Artillerie einen massgebenden Einfluss auf den Gang
der Ereignisse ausgeübt hat und einen hohen Antheil an den Erfol-
gen beanspruchen kann so ist das die Folge der mit der Granate
erzielten Wirkungen. An dieser Thatsache kann nicht gerüttelt
werdensie gehort der Gesohichte an".
Ten slotte een enkel woord over eene andere quaestie. Op blz. 225
van den loopenden jaargang schreef ik: „wie heeft zich nu eens
de moeite gegeven eene grondige studie te maken over het trek
ken van paarden en alles wat daaraan annex is? Over rijkunst
daarentegen leest men dikke deelen". Tan deskundige zijde werd