1183 „telijke straf is de strafoplegger verplicht rechtvaardigheid naast „gestrengheid te betrachten en zoowel de omstandigheden, waar onder het vergrijp begaan is, als de persoonlijkheid en het „doorgaand gedrag van den dader in aanmerking te nemen." De strekking van art. 53 en 54 van het reglement van krijgs tucht kort en duidelijk weergegeven! Zou het niet in 's wet gevers bedoeling gelegen hebben ook en in de eerste plaats de „soort van krijgstuchtelijk vergrijp in aanmerking te doen nemen Art. 38. „Bij samenloop van krijgstuchtelijke vergrijpen wordt slechts „één hoofdstraf opgelegd; de bijkomende straffen worden alleen „toegepast in de bij de wet aangegeven gevallen." Art. 39—43. Een reeks artikelen, waarin aangegeven wordt wie bevoegd zijn tot oplegging der in art. 3—5 en 30—32. Kr. vermelde straf fen. t Zijn alle officieren of aan dien rang geassimileerden, bij uitzondering de onderofficier-detachementscommandant en die nog maar alleen voor de oplegging van licht arrest of een lichtere straf, in beperkte gevallen. Zal die bevoegdheid niet meer worden gekortwiekt, overeen komstig de gevallen door mij bedoeld bij de aanhaling der A.O. 1871 No. 52 en 1891 No. 61? Art. 44. „Ieder meerdere, die voldoende aanwijzing heeft gekregen om „aan te nemen dat een mindere zich aan een ernstig krijgstuch- „telijk vergrijp heeft schuldig gemaakt, is bevoegd hem zoo noo- „dig voorloopig arrest aan te zeggen. „De mindere is verplicht aan die aanzegging onmiddellijk ge- „volg te geven. „Het voorloopig arrest wordtin den regel ondergaan op dezelf de wijze als de krijgstuchtelijke straf van licht arrest." (Kr. 8 arrest in het kwartier.) „Indien het echter, hetzij in het belang van het onderzoek, „hetzij ter voorkoming van wanorde noodzakelijk is, wordt het „voorloopig arrest ondergaan op soortgelijke wijze als de krijgs tuchtelijke straf van verzwaard of van streng arrest" (arrest in afzondering).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 563