1184 „De voorloopig gearresteerde is in den regel uitgesloten van „het verrichten van dienst buiten de plaats waar hij het voor- „loopig arrest ondergaat". Volgens 51 M. Sr., in verband met 72 Kr., bestaat de verhou ding van meerdere tot mindere tusschen militairen: „lo krachtens hoogeren militairen rang; „2o bij gelijkheid van rang, krachtens meerderen ouder dom daarin, doch alleen in betrekking tot dienstaangelegen heden „3o onafhankelijk van hun rang of stand wanneer en voor „zoover de eene, hetzij krachtens zijn betrekking als bevelvoe rend militair, hetzij krachtens beschikking van het bevoegd „gezag den andere onder zijn bevelen heeft." Het recht van voorloopig arrest aanzeggen heeft dus: lo de militair van hoogeren rang. Dit vereischt geen nadere beschouwing. 2o de militair van meerderen ouderdom in rang, „doch alleen in betrekking tot dienstaangelegenheden." De zaak is niet zoo eenvoudig meer; een duidelijke omschrij ving van wat „dienstaangelegenheden" zijn geeft de wet niet. Maar het wordt bepaald ingewikkeld bij 3o: de militair van lageren rang of van minderen ouderdom zelfs de ongegra- dueerde tegenover den rangbekleeder alleen in bijzondere ge vallen. Van dit laatste een voorbeeld B. is hooger in rang dan A., heeft het recht van voorloopig arrest aanzeggen krachtens lo. A. komt ten opzichte van B. in de omstandigheid bedoeld onder 3o. Nu krijgt A. óók het recht. Vooropstellende dat ook hier het „bijzondere" den voorrang heeft boven het „algemeene", verliest B. zijn recht, dat op A. overgaatvoorzoo verre A. zijn macht ontleent aan „zijn betrekking als bevelvoerend militair" of „krachtens beschikking van het bevoegd gezag." Is krachtens die betrekking of beschikking zijn macht niet op een of andere wijze beperkt, dan behoudt A. het recht bij uitsluiting, dat wil zeggen de lagere in rang heeft het recht den hoogere voorloopig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 564